Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 13 november 2015 door Diapharm GmbH & Co. KG tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 16 september 2015 in zaak T-620/14, Diapharm GmbH & Co. KG/Europese Commissie

(Zaak C-597/15 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Diapharm GmbH & Co. KG (vertegenwoordigers: M. Weidner, T. Guttau en N. Hußmann, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

mondelinge behandeling van de zaak;

nietigverklaring van de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 16 september 2015 in zaak T-620/14;

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar vordering voert rekwirante twee middelen aan:

Procedurefouten: het Gerecht heeft zijn beslissing gedeeltelijk ontoereikend gemotiveerd. Het Gerecht heeft de inhoud van het schrijven van de Commissie, waarmee haar vermeende stilzitten werd beëindigd, niet uitvoerig onderzocht en is op die manier tot een onjuiste beslissing gekomen.

Schending van het Unierecht: het Gerecht heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de voorwaarden van artikel 265 VWEU, nu het stilzitten van de Commissie niet was beëindigd. Bovendien heeft het Gerecht verordening (EG) nr. 1924/20061 , meer bepaald de artikelen 17 en 28 ervan, onjuist beoordeeld. Openstaande en toegestane gezondheidsclaims kunnen niet op gelijke voet worden geplaatst. De uit de overgangsbepalingen voortvloeiende rechtsgevolgen zijn onvoldoende voorzienbaar. Ten slotte wordt verzoekster, anders dan het Gerecht heeft geoordeeld, door het voortdurende stilzitten van de Commissie rechtstreeks en nadelig geraakt.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, PB L 404, blz. 9.