Language of document : ECLI:EU:T:2006:195

Zaak T‑319/05

Zwitserse Bondsstaat

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Interventie – Externe betrekkingen – Overeenkomst tussen Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer – Door derde land ingesteld beroep tot nietigverklaring”

Samenvatting van de beschikking

1.      Procedure – Interventie – Belanghebbenden

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 40)

2.      Procedure – Interventie – Belanghebbenden

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, tweede alinea)

1.      De interventie van een lidstaat krachtens artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie kan geenszins leiden tot uitsluiting van de interventie van een van zijn territoriale lichamen of van „elke andere persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een [...] rechtsgeding” in de zin van de tweede alinea van deze bepaling.

(cf. punt 20)

2.      In artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie is het recht vastgelegd van personen die aannemelijk maken belang te hebben bij de beslissing van een bij het Hof aanhangig rechtsgeding, om in het geding te interveniëren. De uitzonderingen op dit procedurele interventierecht, dat de uitdrukking van het recht van hoor en wederhoor is, moeten noodzakelijkerwijze eng worden uitgelegd. Een land dat geen lidstaat van de Gemeenschap is, zoals de Zwitserse Bondsstaat, kan zich dus niet met succes beroepen op artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof, dat de interventie van elke andere persoon dan lidstaten en gemeenschapsinstellingen uitsluit in gedingen tussen lidstaten, tussen gemeenschapsinstellingen of tussen lidstaten en gemeenschapsinstellingen. Deze uitsluiting in artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof, dat krachtens artikel 53, eerste alinea, van het Statuut eveneens van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, geldt namelijk slechts voor rechtsgedingen tussen lidstaten of gemeenschapsinstellingen.

(cf. punten 21‑22)