Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 januari 2014 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London - Verenigd Koninkrijk] – Nnamdi Onuekwere / Secretary of State for the Home Department

(Zaak C-378/12)1

(Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2004/38/EG – Artikel 16, leden 2 en 3 – Duurzaam verblijfsrecht van derdelanders die familielid zijn van burger van de Unie – Inaanmerkingneming van door deze derdelanders in gevangenis doorgebrachte perioden)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Nnamdi Onuekwere

Verwerende partij: Secretary of State for the Home Department

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London – Uitlegging van artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) – Duurzaam verblijfsrecht – Begrip periode van vijf jaar legaal verblijf op het grondgebied van het gastland – Mogelijkheid gevangenistijd mee te rekenen

Dictum

Artikel 16, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG moet in die zin worden uitgelegd dat perioden die in het gastland in de gevangenis zijn doorgebracht door een derdelander die familielid is van een burger van de Unie die gedurende die perioden een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven in die lidstaat, niet kunnen worden meegeteld voor de verwerving, door die derdelander, van een duurzaam verblijfsrecht in de zin van die bepaling.

Artikel 16, leden 2 en 3, van richtlijn 2004/38 moet in die zin worden uitgelegd dat het ononderbroken karakter van het verblijf wordt doorbroken door perioden die in het gastland in de gevangenis worden doorgebracht door een derdelander die familielid is van een burger van de Unie die gedurende die perioden een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven.

____________

1 PB C 295 van 29.9.2012.