Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Riigikohus (Estland) op 7 april 2016 – Bolagsupplysningen OÜ, Ingrid Ilsjan/Svensk Handel AB

(Zaak C-194/16)

Procestaal: Ests

Verwijzende rechter

Riigikohus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Bolagsupplysningen OÜ, Ingrid Ilsjan

Verwerende partij: Svensk Handel AB

Prejudiciële vragen

Moet artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken1 aldus worden uitgelegd dat een persoon van wie de rechten zouden zijn geschonden doordat over hem onjuiste informatie op het internet is gepubliceerd en commentaren over hem niet werden verwijderd, bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan de op het internet gepubliceerde informatie toegankelijk is of was, met betrekking tot de in die lidstaat ingetreden schade kan vorderen dat de onjuiste informatie wordt rechtgezet en de commentaren die zijn rechten schenden, worden verwijderd?

Moet artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat een rechtspersoon waarvan de rechten zouden zijn geschonden doordat over hem onjuiste informatie op het internet is gepubliceerd en commentaren over hem niet werden verwijderd, een vordering tot rechtzetting van de informatie, verwijdering van de commentaren en vergoeding van de materiële schade die is ontstaan door de publicatie van de onjuiste informatie op het internet ten belope van zijn volledige schade kan instellen bij de gerechten van de staat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt?

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken dan aldus worden uitgelegd dat

moet worden aangenomen dat het centrum van de belangen van een rechtspersoon en dus de plaats waar zijn schade is ingetreden, ligt in de lidstaat waar zijn zetel zich bevindt, of dat

bij de bepaling van het centrum van de belangen van een rechtspersoon en dus de plaats waar zijn schade is ingetreden, alle omstandigheden in acht moeten worden genomen, zoals de zetel en inrichting van de rechtspersoon, de woonplaats van zijn klanten en de wijze waarop de transacties worden gesloten?

____________

1 PB L 351, blz. 1.