Language of document : ECLI:EU:C:2007:600

Zaak C‑443/06

Erika Waltraud Ilse Hollmann

tegen

Fazenda Pública

(verzoek van het Supremo Tribunal Administrativo om een prejudiciële beslissing)

„Directe belastingen – Vermogenswinstbelasting bij verkoop van onroerend goed – Vrij verkeer van kapitaal – Belastinggrondslag – Discriminatie – Samenhang van belastingstelsel”

Samenvatting van het arrest

1.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen

(Art. 234 EG)

2.        Gemeenschapsrecht – Beginselen – Gelijke behandeling – Discriminatie op grond van nationaliteit

(Art. 7 en 56 EG)

3.        Vrij verkeer van kapitaal – Beperkingen – Belastingwetgeving

(Art. 56 EG)

1.        Het Hof is in het kader van een procedure krachtens artikel 234 EG weliswaar niet bevoegd om uitspraak te doen over de verenigbaarheid van nationale bepalingen met bepalingen van gemeenschapsrecht, aangezien de uitlegging van nationale bepalingen een zaak is van de nationale rechter, maar het is niettemin bevoegd deze rechter alle gegevens over de uitlegging van het gemeenschapsrecht te verschaffen die hem in staat stellen te beoordelen of dergelijke bepalingen verenigbaar zijn met de gemeenschapsregeling.

(cf. punt 18)

2.        Artikel 12 EG kan slechts autonoom toepassing vinden in gevallen waarin het gemeenschapsrecht wel geldt, maar waarvoor het Verdrag niet in bijzondere discriminatieverboden voorziet. Met betrekking tot het vrije verkeer van kapitaal voorziet het Verdrag evenwel in een bijzonder discriminatieverbod, dat met name in artikel 56 EG is neergelegd.

(cf. punten 28‑29)

3.        Artikel 56 EG moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan vermogenswinst die wordt behaald bij de verkoop van een in deze lidstaat gelegen onroerend goed, zwaarder wordt belast wanneer dit goed wordt verkocht door een ingezetene van een andere lidstaat dan wanneer ditzelfde soort transactie wordt verricht door een ingezetene van de staat waarin het onroerend goed is gelegen.

Een dergelijke regeling vormt een door artikel 56 EG verboden beperking van het kapitaalverkeer, daar zij de overbrenging van kapitaal minder aantrekkelijk maakt voor niet-ingezetenen doordat zij hen ervan weerhoudt in de betrokken lidstaat te investeren in onroerend goed en hen dus ook ontmoedigt om daarmee samenhangende transacties, zoals de verkoop van een onroerend goed, te verrichten.

Aangezien de betrokken belasting betrekking heeft op één enkele inkomstencategorie van de belastingplichtigen, ongeacht of dezen ingezetenen dan wel niet-ingezetenen zijn, de twee categorieën belastingplichtigen betreft, en de lidstaat waarin het belastbaar inkomen wordt gegenereerd in beide gevallen de betrokken lidstaat is, is er objectief gezien geen sprake van een verschillende situatie waardoor een ongelijke fiscale behandeling van deze twee categorieën belastingplichtigen, wat de heffing van belasting over vermogenswinst betreft, kan worden gerechtvaardigd.

(cf. punten 39‑40, 50, 53-54, 61 en dictum)