Language of document : ECLI:EU:C:2015:845

Zaak C‑333/14

Scotch Whisky Association e.a.

tegen

Lord Advocate en Advocate General for Scotland

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Court of Session (Schotland)]

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten – Verordening (EU) nr. 1308/2013 – Vrij verkeer van goederen – Artikel 34 VWEU – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Minimumprijs voor alcoholhoudende dranken die wordt berekend op basis van de hoeveelheid alcohol in het product – Rechtvaardiging – Artikel 36 VWEU – Bescherming van de gezondheid en van het leven van personen – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 23 december 2015

1.        Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Wijn – Nationale regeling waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in wijn – Toelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Bescherming van de gezondheid en van het leven van personen – Voorwaarde – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

(Verordening nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, art. 167)

2.        Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Nationale regeling waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in alcoholhoudende dranken – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Bescherming van de gezondheid en van het leven van personen – Verplichting om gebruik te maken van de minst beperkende maatregelen – Toetsing door de nationale rechter

(Art. 34 VWEU en 36 VWEU)

3.        Vrij verkeer van goederen – Uitzonderingen – Bescherming van de gezondheid en van het leven van personen – Nationale regeling waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in alcoholhoudende dranken – Rechtvaardiging – Voorwaarde – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel – Beoordelingscriteria – Datum die in aanmerking moet worden genomen

(Art. 36 VWEU)

1.        Verordening nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen nr. 922/72, nr. 234/79, nr. 1037/2001 en nr. 1234/2007 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale maatregel waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in wijn, mits die maatregel daadwerkelijk geschikt is om het beoogde doel van bescherming van de gezondheid en van het leven van personen te bereiken en, rekening houdende met de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het goed functioneren van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, niet verder gaat dan noodzakelijk is ter bereiking van het beoogde doel van bescherming van de gezondheid en van het leven van personen.

Verordening nr. 1308/2013 bevat immers geen bepalingen die het vaststellen van de in de detailhandel in wijn te hanteren verkoopprijzen op nationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie mogelijk maken, maar kent evenmin bepalingen die het de lidstaten verbieden nationale maatregelen te nemen tot vaststelling van dergelijke prijzen. De lidstaten blijven dus in beginsel bevoegd om bepaalde, in die verordening niet vermelde maatregelen te nemen, mits die maatregelen niet afwijken van of inbreuk maken op die verordening of de doeltreffende werking daarvan niet belemmeren. Het opleggen van een minimumprijs per eenheid alcohol kan afbreuk doen aan verordening nr. 1308/2013, daar dit in strijd is met het aan die verordening ten grondslag liggende beginsel dat de verkoopprijzen van landbouwproducten vrij worden gevormd door middel van vrije mededinging. De totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten staat er echter niet aan in de weg dat de lidstaten nationale regels toepassen die een andere doelstelling van algemeen belang nastreven dan die marktordening, zodat een lidstaat zich op de bescherming van de gezondheid en van het leven van personen kan beroepen ter rechtvaardiging van een maatregel die afbreuk doet aan de onder voorwaarden van daadwerkelijke mededinging plaatsvindende vrije prijsvorming waarop verordening nr. 1308/2013 berust.

Een beperkende maatregel moet evenwel voldoen aan het evenredigheidsbeginsel en dus geschikt zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken en niet verder gaan dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk is. Bij de evenredigheidstoetsing moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met het goed functioneren van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, wat vereist dat een afweging plaatsvindt tussen die doelstellingen en de met de nationale regeling beoogde doelstelling van bescherming van de volksgezondheid.

(cf. punten 17, 19, 24, 26‑29, dictum 1)

2.        De artikelen 34 VWEU en 36 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat, ter bereiking van het doel de gezondheid en het leven van personen te beschermen via een verhoging van de consumentenprijs van alcohol, kiest voor een regeling waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in alcoholhoudende dranken, en niet voor een maatregel zoals een accijnsverhoging, die mogelijkerwijs minder beperkend is voor het handelsverkeer en de concurrentie binnen de Unie. De enkele omstandigheid dat die laatste maatregel nog verdere voordelen kan opleveren en beter kan bijdragen aan het doel om alcoholmisbruik tegen te gaan, kan niet rechtvaardigen dat niet voor deze maatregel wordt gekozen.

Een dergelijke regeling kan immers, door het enkele feit dat zij verhindert dat de lagere kostprijs van geïmporteerde producten zijn terugslag heeft op de verkoopprijs voor de consument, de toegang tot de nationale markt belemmeren van rechtmatig in andere lidstaten in het verkeer gebrachte alcoholhoudende dranken, zodat sprake is van een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 34 VWEU. Een dergelijke maatregel van gelijke werking kan als zodanig slechts worden gerechtvaardigd uit hoofde van, onder meer, de bescherming van de gezondheid en van het leven van personen als bedoeld in artikel 36 VWEU indien die maatregel geschikt is om het nagestreefde doel te verwezenlijken en niet verder gaat dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken. Wat de geschiktheid van de betrokken regeling betreft om het beoogde doel van bescherming van de gezondheid en van het leven van personen te bereiken, is het niet onredelijk om aan te nemen dat een maatregel waarbij een minimumverkoopprijs voor alcoholhoudende dranken wordt ingevoerd en die in het bijzonder tot doel heeft de prijs van goedkope alcoholhoudende dranken te verhogen, geschikt is om het alcoholgebruik in het algemeen en dat van risico‑ en probleemdrinkers in het bijzonder terug te dringen, aangezien risico‑ en probleemdrinkers overwegend goedkope alcoholhoudende dranken kopen.

Wat de vraag betreft of die nationale regeling niet verder gaat dan noodzakelijk is om de gezondheid en het leven van personen doeltreffend te beschermen, is het zo dat een belastingmaatregel waarbij alcoholhoudende dranken zwaarder worden belast, voor de handel in dergelijke producten binnen de Unie minder beperkend kan zijn dan een maatregel waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd. Die laatste maatregel beperkt immers sterk de vrijheid van ondernemers om hun detailhandelsprijzen te bepalen, zodat sprake is van een aanzienlijke belemmering voor toegang tot de nationale markt van rechtmatig in andere lidstaten in het verkeer gebrachte alcoholhoudende dranken en voor de vrije mededinging op die markt. De omstandigheid dat hogere belasting op alcoholhoudende dranken leidt tot een algemene prijsstijging van die dranken die zowel gematigde drinkers als risico‑ en probleemdrinkers treft, lijkt, gelet op het tweeledige doel van de betrokken nationale regeling, niet aannemelijk te maken dat een belastingverhoging minder doeltreffend is dan de gekozen maatregel. Dat een belastingverhoging in vergelijking met de invoering van een minimumprijs per eenheid alcohol nog verdere voordelen kan opleveren door bij te dragen aan het verwezenlijken van het algemene doel, het alcoholgebruik tegen te gaan, kan niet alleen geen reden zijn om een dergelijke maatregel af te wijzen, maar is integendeel juist een factor die rechtvaardigt dat voor deze maatregel en niet voor het opleggen van een minimumprijs per eenheid alcohol wordt gekozen.

(cf. punten 32, 33, 36, 46‑48, 50, dictum 2)

3.        Artikel 36 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een nationale rechterlijke instantie die een nationale regeling toetst aan de op de bescherming van de gezondheid en van het leven van personen gebaseerde rechtvaardiging als bedoeld in dat artikel, objectief dient te beoordelen of het door de betrokken lidstaat aangedragen bewijs redelijkerwijs tot het oordeel kan leiden dat de gekozen middelen geschikt zijn om de beoogde doelstellingen te bereiken, en of deze doelstellingen ook kunnen worden bereikt met maatregelen die het vrije verkeer van goederen en de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten minder beperken.

Bij een nationale regeling waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in alcoholhoudende dranken, kan de nationale rechterlijke instantie rekening houden met de mogelijkerwijs bestaande wetenschappelijke onzekerheid over de concrete en werkelijke gevolgen die een dergelijke maatregel, wat het bereiken van het beoogde doel betreft, voor het alcoholgebruik heeft. De omstandigheid dat in de nationale regeling is bepaald dat aan de minimumprijs per eenheid alcohol na een bepaalde tijd een einde zal worden gemaakt, tenzij de nationale wetgever besluit de minimumprijs per eenheid alcohol voort te zetten, is ook een aspect dat de nationale rechterlijke instantie in aanmerking kan nemen. Bij het vergelijken van een maatregel zoals de minimumprijs per eenheid alcohol met andere mogelijke maatregelen die minder nadelig zijn voor de handel binnen de Unie, moet de nationale rechterlijke instantie tevens de aard en de omvang van de uit de minimumprijs per eenheid alcohol voortvloeiende beperking van het vrije verkeer van goederen en de gevolgen van een dergelijke maatregel voor het goed functioneren van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten beoordelen. Die beoordeling maakt onlosmakelijk deel uit van de evenredigheidstoetsing.

Verder moet artikel 36 VWEU, wat het tijdstip betreft waarop de rechtmatigheid van de betrokken maatregel moet worden beoordeeld, aldus worden uitgelegd dat het bij de toetsing van de evenredigheid van een maatregel waarbij een minimumprijs per eenheid alcohol wordt opgelegd voor de detailhandel in alcoholhoudende dranken, niet zo is dat alleen mag worden uitgegaan van de informatie, bewijsstukken of andere stukken die de nationale wetgever bij het nemen van die maatregel ter beschikking had. In omstandigheden waarin de nationale rechterlijke instantie moet beoordelen of een nationale regeling verenigbaar is met het Unierecht, ofschoon de regeling niet in werking is getreden in het nationale recht, moet de toetsing van de verenigbaarheid van die maatregel met het Unierecht plaatsvinden op basis van de informatie, bewijsstukken of andere stukken die de nationale rechterlijke instantie ter beschikking heeft op het moment waarop zij uitspraak doet, overeenkomstig de regels van haar nationaal recht.

(cf. punten 57‑59, 63, 65, dictum 3, 4)