Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 28 juli 2017 – Brian Holohan, Richard Guilfoyle, Noric Guilfoyle, Liam Donegan / An Bord Pleanála

(Zaak C-461/17)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court (Ierland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Brian Holohan, Richard Guilfoyle, Noric Guilfoyle, Liam Donegan

Verwerende partij: An Bord Pleanála

Prejudiciële vragen

Heeft richtlijn 92/43/EEG1 van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, tot gevolg dat in een Natura Impact Statement (milieueffectverklaring voor Natura 2000-gebieden) alle habitats en soorten waarvoor het gebied als Natura 2000-gebied is aangewezen, moeten worden vastgesteld?

Is het volgens richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, vereist dat de potentiële gevolgen voor alle soorten die bijdragen aan en deel uitmaken van de beschermde habitat in een Natura Impact Statement worden vastgesteld en besproken en niet alleen de gevolgen voor beschermde soorten?

Heeft richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, tot gevolg dat een Natura Impact Statement uitdrukkelijk moet ingaan op de gevolgen die het voorgestelde project heeft voor zowel beschermde soorten en habitats binnen het speciaal beschermingsgebied als voor soorten en habitats buiten dit gebied?

Heeft Richtlijn 2011/92/EU2 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd, tot gevolg dat een milieueffectrapport uitdrukkelijk moet ingaan op de vraag of het voorgestelde project significante gevolgen heeft voor de in deze beoordeling vastgestelde soorten?

Valt een alternatief dat de opdrachtgever in de milieueffectbeoordeling in overweging genomen en besproken heeft en/of waarvoor sommige belanghebbenden hebben gepleit en/of dat de bevoegde instantie in overweging heeft genomen, onder de „voornaamste alternatieven” in de zin van artikel 5, lid 3, onder d), van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd, zelfs indien de opdrachtgever dit alternatief in een vroeg stadium heeft verworpen?

Heeft richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd, tot gevolg dat een milieueffectbeoordeling voldoende informatie moet bevatten over de milieueffecten van alle alternatieven om de vanuit milieuoogpunt beschouwde wenselijkheid van de verschillende alternatieven te kunnen vergelijken; en/of dat in het milieueffectrapport expliciet moet worden aangegeven hoe de milieueffecten van de alternatieven in aanmerking zijn genomen?

Is het voorschrift in artikel 5, lid 3, onder d), van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd, dat de opdrachtgever zijn keuze „met inachtneming van de milieueffecten” moet hebben gemotiveerd, alleen van toepassing op het gekozen alternatief of ook op de onderzochte voornaamste alternatieven, zodat de milieueffecten van deze alternatieven bestudeerd moeten worden?

Is het in overeenstemming met de doelstellingen van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, dat over de details van de bouwfase (zoals de locatie van de bouwplaats en aanvoerroutes) pas een besluit wordt genomen nadat toestemming voor het project is verleend, en zo ja, mag een bevoegde instantie toestaan dat de opdrachtgever daarover eenzijdig in de context van een willekeurige toegekende projectvergunning een besluit neemt dat alleen aan de bevoegde instantie ter kennis hoeft te worden gebracht en niet door haar hoeft te worden goedgekeurd?

Moet een bevoegde instantie volgens richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, documenteren in hoeverre in aan haar voorgelegde wetenschappelijke adviezen wordt bepleit nadere informatie te vergaren alvorens een project goed te keuren, en wel op zodanig gedetailleerde en duidelijke wijze dat elke twijfel over de betekenis en de gevolgen van een dergelijk advies wordt weggenomen?

Is de bevoegde instantie volgens richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, verplicht om te motiveren of gedetailleerd te motiveren waarom zij een conclusie van haar inspecteur heeft verworpen, waarin was aangegeven dat nadere informatie of wetenschappelijk onderzoek vereist was alvorens een project kon worden goedgekeurd?

Moet een bevoegde instantie die een passende beoordeling maakt volgens richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd, een gedetailleerde en nauwkeurige onderbouwing van elk onderdeel van haar besluit verschaffen?

____________

1 PB 1992, L 206, blz. 7.

2 PB 2012, L 26, blz. 1.