Language of document :

Beroep ingesteld op 13 oktober 2017 – Europese Commissie / Republiek Slovenië

(Zaak C-594/17)

Procestaal: Sloveens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, G. von Rintelen, M. Žebre, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Slovenië

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Slovenië, door niet uiterlijk op 31 december 2013 de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB 2011, L 306, blz. 41) of althans door deze maatregelen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 15, lid 1, van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

de Republiek Slovenië overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU veroordelen tot betaling van een dwangsom van 7 099,20 EUR per dag vertraging vanaf de dag van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak;

de Republiek Slovenië verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens artikel 15, lid 1, van richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten, had de Republiek Slovenië uiterlijk op 31 december 2013 de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen moeten vaststellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan die richtlijn en deze maatregelen openbaar moeten maken. Aangezien de Republiek Slovenië vóór het verstrijken van die termijn de Commissie niet heeft meegedeeld dat zij alle bepalingen van genoemde richtlijn heeft omgezet, heeft de Commissie besloten beroep in te stellen bij het Hof.

Met haar beroep verzoekt de Commissie het Hof de Republiek Slovenië te veroordelen tot betaling van een dwangsom van 7 099,20 EUR per dag. Bij de berekening van dit bedrag heeft de Commissie rekening gehouden met de ernst en de duur van de schending van het Unierecht, alsook met de afschrikkende werking gelet op de financiële draagkracht van de betrokken lidstaat, te weten de Republiek Slovenië.

____________