Language of document :

Beroep ingesteld op 10 september 2007 - Sison / Raad

(Zaak T-341/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: J. M. Sison (Utrecht, Nederland) (vertegenwoordigers: J. Fermon, A. Comte, H. Schultz, D. Gürses en W. Kaleck, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

gedeeltelijk nietig te verklaren, zoals hieronder gespecificeerd, op basis van artikel 230 EG, besluit 2007/445/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van de besluiten 2006/379/EG en 2006/1008/EG, en, en meer bepaald:

nietig te verklaren artikel 1, punt 1.33, van voornoemd besluit, dat luidt: "Sison, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA) geboren op 8 februari 1939 in Cabugao, Filippijnen";

gedeeltelijk nietig te verklaren artikel 1, punt 2.7, van voornoemd besluit, voor zover dit de naam van verzoeker noemt: "Communist Party of the Philippines, inclusief New Peoples Army (NPA), Filippijnen, onderhoudt banden met Sison Jose Maria C. (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA);

onwettig te verklaren, op basis van artikel 241 EG, verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB L 344, blz. 70);

de Gemeenschap te veroordelen verzoeker, op basis van de artikelen 235 EG en 288 EG, een schadevergoeding te betalen ten bedrage van 291 427,97 EUR plus 200,87 EUR per maand totdat het Gerecht arrest zal hebben gewezen, inclusief rente vanaf oktober 2002 tot aan de volledige betaling;

de Raad te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker vordert krachtens artikel 230 EG gedeeltelijke nietigverklaring van besluit 2007/445/EG1 van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/20012 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van de besluiten 2006/379/EG en 2006/1008/EG, voor zover dit besluit betrekking heeft op professor Jose Maria Sison. Daarnaast verzoekt hij het Hof krachtens artikel 241 EG verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad onwettig te verklaren, alsmede hem krachtens de artikelen 235 EG en 288 EG een vergoeding toe te kennen van de schade die hij stelt te hebben geleden.

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker de volgende middelen aan:

Verzoeker betoogt dat de Raad artikel 253 EG heeft geschonden voor wat betreft de motivering van zijn besluit. Dienaangaande stelt verzoeker dat de Raad een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt bij het nemen van het bestreden besluit, aangezien dit was gebaseerd op onbewezen feiten en beweringen. Ook schendt het bestreden besluit volgens verzoeker het beginsel van behoorlijk bestuur. Daarnaast voert verzoeker aan dat het besluit artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 en artikel 1, lid 4, van gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB schendt en indruist tegen het evenredigheidsbeginsel. Bovendien stelt verzoeker dat het besluit in strijd is met het in artikel 56 EG neergelegde vrij verkeer van kapitaal. Voorts betoogt verzoeker dat het besluit een schending oplevert van de algemene beginselen van gemeenschapsrecht voortvloeiend uit het beginsel van een behoorlijke procesvoering, het recht op een onpartijdige rechter, het beginsel van het vermoeden van onschuld, het recht van verdediging, het recht van wederhoor, het legaliteitsbeginsel, het recht op vrijheid van meningsuiting, het recht van vereniging en vergadering, en het recht van eigendom, neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ten slotte stelt verzoeker dat de Raad zijn bevoegdheid heeft misbruikt door verzoeker te plaatsen op de aan het bestreden besluit gehechte lijst.

____________

1 - PB L 169, blz. 58.

2 - PB L 344, blz. 70.