Language of document :

Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2013 – Ellinika Nafpigeia AE, 2. Hoern Beteiligungs GmbH / Europese Commissie

(Zaak C-616/12 P)1

(Hogere voorziening – Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Hogere voorziening kennelijk ongegrond – Artikel 263, zesde alinea, VWEU – Beroepstermijn)

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwiranten: Ellinika Nafpigeia AE, 2. Hoern Beteiligungs GmbH (vertegenwoordigers: K Chrysogonos en A. Kaidatzis, dikigoroi)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Konstantinidis en B. Stromsky, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht (Zevende kamer), Ellinika Nafpigeia en Hoern/Commissie (T-466/11), waarbij het Gerecht een beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard dat strekte tot de nietigverklaring van besluit C(2010) 8274 def. van de Commissie van 1 december 2010 houdende aanvaarding van de verbintenissen die door Griekenland zijn aangegaan in de plaats van de maatregelen die door de Commissie waren geëist in besluit C(2008) 3118 def. van 2 juli 2008, waarbij de steun die door de Griekse autoriteiten was toegekend aan Ellinika Nafpigeia (Hellenic Shipyards, „HSY”) in het kader van een wijziging van het aanvankelijke investeringsplan voor de herstructurering van deze scheepswerf, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard [steunmaatregel C 16/2004 (ex NN29/2004, CP 71/2002 en CP 133/2005)]

Dictum

De hogere voorziening wordt afgewezen.

Ellinika Nafpigeia AE en 2. Hoern Beteiligungs GmbH worden verwezen in hun eigen kosten alsook in de kosten van Europese Commissie.

____________

1 PB C 55 van 23.2.2013.