Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 mei 2013 – Europese Commissie / Republiek Polen

(Zaak C-512/10)1

(Niet-nakoming – Vervoer – Richtlijn 91/440/EEG – Ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap – Richtlijn 2001/14/EG – Toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit – Artikel 6, leden 2 en 3, van richtlijn 2001/14 – Voortdurend ontbreken van financieel evenwicht – Artikelen 6, lid 1, en 7, leden 3 en 4, van richtlijn 91/440 – Ontbreken van maatregelen om infrastructuurbeheerder aan te moedigen – Artikelen 7, lid 3, en 8, lid 1, van richtlijn 2001/14 – Berekening van recht voor minimumtoegang)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Støvlbæk en K. Herrmann, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen (vertegenwoordigers: M. Szpunar, K. Bożekowska-Zawisza en M. Laszuk, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, T. Müller en J. Očková, gemachtigden), Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato)

Voorwerp

Niet-nakoming – Verzuim om binnen de gestelde termijn alle bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan artikel 6, lid 3, en bijlage II van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237, blz. 25), alsook aan de artikelen 4, lid 2, 6, leden 1 tot en met 3, 7, lid 3, 8, lid 1, en 14, lid 2, van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75, blz. 29)

Dictum

De Republiek Polen heeft niet voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens de artikelen 6, lid 2, en 7, lid 3, van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, door na te laten maatregelen te treffen om de spoorweginfrastructuurbeheerder aan te moedigen de kosten van de verschaffing van infrastructuur alsmede het bedrag van de toegangsrechten te verlagen, en door toe te laten dat bij de berekening van de rechten die worden geheven voor alle minimumprestaties en voor de toegang via het spoor tot de infrastructuur kosten in aanmerking worden genomen die niet kunnen worden beschouwd als rechtstreeks voortvloeiend uit de exploitatie van de treindienst.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

De Europese Commissie, de Republiek Polen, de Tsjechische Republiek en de Italiaanse Republiek dragen hun eigen kosten.

____________

1 PB C 30 van 29.1.2011.