Language of document : ECLI:EU:C:2013:17

Zaak C‑360/11

Europese Commissie

tegen

Koninkrijk Spanje

„Niet-nakoming – Belasting over toegevoegde waarde – Richtlijn 2006/112/EG – Toepassing van verlaagd tarief – Artikelen 96 en 98, lid 2 – Bijlage III, punten 3 en 4 – ‚Farmaceutische producten van een soort die gewoonlijk gebruikt wordt voor de gezondheidszorg, het voorkomen van ziekten of voor medische en veterinaire behandelingen’ – ‚Medische uitrusting, hieronder begrepen in huur, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, voor uitsluitend persoonlijk gebruik door gehandicapten’”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 januari 2013

1.        Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Bepaling die afwijking vormt – Strikte uitlegging

2.        Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Bepaling die geen uitdrukkelijke verwijzing naar recht van lidstaten bevat – Autonome en uniforme uitlegging

3.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Mogelijkheid voor lidstaten om verlaagd tarief toe te passen op bepaalde leveringen van goederen en dienstverrichtingen – Farmaceutisch product – Begrip – Begrip dat begrip geneesmiddel omvat – Producten die kunnen worden gebruikt bij vervaardiging van geneesmiddelen – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 2658/87 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1238/2010, bijlage I; richtlijn 2001/83 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 98 en bijlage III, punt 3)

4.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Mogelijkheid voor lidstaten om verlaagd tarief toe te passen op bepaalde leveringen van goederen en dienstverrichtingen – Medische uitrusting – Begrip – Uitrusting die bestemd is voor algemeen gebruik bij mens en dier – Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 98 en bijlage III, punt 4)

5.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Mogelijkheid voor lidstaten om verlaagd tarief toe te passen op bepaalde leveringen van goederen en dienstverrichtingen – Medische uitrusting die wordt gebruikt voor behandeling van handicaps bij mens – Begrip – Uitrusting die wordt gebruikt voor dieren – Uitrusting die niet voor persoonlijk gebruik is bestemd – Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 98 en bijlage III, punten 3 en 4)

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 18)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 19)

3.        Het begrip „farmaceutisch product” waarop verlaagde tarieven van belasting over de toegevoegde waarde mogen worden toegepast in de zin van punt 3 van bijlage III bij richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, dat het begrip „geneesmiddel” in de zin van richtlijn 2001/83 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik omvat, moet aldus worden uitgelegd dat het een ruimere betekenis heeft dan dit laatste begrip. Die uitlegging strookt met het begrip „farmaceutisch product” in hoofdstuk 30 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1238/2010, waarin als farmaceutische producten niet alleen geneesmiddelen worden vermeld, maar ook andere bereidingen en farmaceutische artikelen, zoals watten, gaas, verband en dergelijke artikelen.

Voorts blijkt uit de tekst van punt 3 van bijlage III bij richtlijn 2006/112 dat de goederen „gewoonlijk moeten worden gebruikt voor de gezondheidszorg, het voorkomen van ziekten of voor medische en veterinaire behandelingen”. Bijgevolg ziet dat punt 3 alleen op eindproducten die rechtstreeks door de eindconsument kunnen worden gebruikt, met uitsluiting van producten die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van geneesmiddelen, die normaliter verder moeten worden verwerkt.

Die uitlegging wordt bevestigd door het doel van bijlage III bij richtlijn 2006/112, namelijk bepaalde bijzonder noodzakelijk geachte goederen goedkoper te maken en dus toegankelijker voor de eindconsument, die de belasting over de toegevoegde waarde uiteindelijk draagt.

(cf. punten 43, 44, 46-48)

4.        Op grond van punt 4 van bijlage III bij richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde kan geen verlaagd tarief van belasting over de toegevoegde waarde worden toegepast op een categorie goederen bestaande uit medische hulpmiddelen, materialen, uitrusting en apparaten die alleen worden gebruikt ter voorkoming, diagnostisering, behandeling, verlichting of genezing van ziekten en aandoeningen bij mens en dier.

Onder die bepaling vallen niet alle medische hulpmiddelen, materialen, uitrusting en apparaten ongeacht het beoogde gebruik ervan, en voorts ziet die bepaling alleen op het menselijk gebruik, met uitsluiting van het veterinaire gebruik. Het is immers zo dat niet alleen de in bijlage III bij richtlijn 2006/112 bedoelde categorieën strikt moeten worden uitgelegd aangezien de betrokken Unierechtelijke bepaling een afwijkende bepaling is, maar de in die bijlage gebruikte begrippen moeten worden uitgelegd volgens de gebruikelijke betekenis van de betrokken bewoordingen.

(cf. punten 59, 63, 64)

5.        Uit de tekst van punt 4, tweede zin, van bijlage III bij richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde blijkt duidelijk dat op grond van die bepaling een verlaagd tarief van belasting over de toegevoegde waarde slechts op medische uitrusting, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, bij de mens kan worden toegepast.

De in die zin van die bepaling gebruikte term „gehandicapten” verwijst derhalve niet naar dieren met een lichamelijke handicap, maar alleen naar personen.

Voorts blijkt uit de betekenis van de termen „persoonlijk” en „uitsluitend” in dat punt 4 zelf dat dit punt niet ziet op hulpmiddelen en uitrusting die voornamelijk of in de eerste plaats worden gebruikt voor de behandeling van handicaps bij de mens, maar die niet voor het uitsluitend persoonlijke gebruik door gehandicapten zijn bestemd. Het doel om de kostprijs voor de eindconsument van bepaalde essentiële goederen te verminderen kan immers geen rechtvaardiging zijn voor de toepassing van een verlaagd tarief van belasting over de toegevoegde waarde op medische hulpmiddelen voor algemeen gebruik die door ziekenhuizen en gezondheidszorgbeoefenaars worden gebruikt. De toepassing van een verlaagd tarief van belasting over de toegevoegde waarde voor de levering van een goed dat kan worden benut voor andere gebruiksdoeleinden dan die bedoeld in punt 4, is ook afhankelijk van het gebruik dat de koper in concreto van dat goed maakt.

(cf. punten 73, 85-87 en dictum)