Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 18 juni 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof - Oostenrijk) – Bundeswettbewerbsbehörde, Bundeskartellanwalt / Schenker und Co AG e.a.

(Zaak C-681/11)1

[Mededingingsregelingen – Artikel 101 VWEU – Verordening (EG) nr. 1/2003 – Artikelen 5 en 23, lid 2 – Subjectieve voorwaarden voor oplegging van geldboete – Gevolgen van juridisch advies of van besluit van nationale mededingingsautoriteit – Mogelijkheid voor nationale mededingingsautoriteit om inbreuk op mededingingsrecht van de Europese Unie vast te stellen zonder geldboete op te leggen]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Bundeswettbewerbsbehörde, Bundeskartellanwalt

Verwerende partijen: Schenker und Co AG, ABX Logistics (Austria) GmbH, Logwin Invest Austria GmbH, Logwin Road + Rail Austria GmbH, Alpentrans Spedition und Transport GmbH, Kapeller Internationale Spedition GmbH, Johann Strauss GmbH, Wildenhofer Spedition und Transport GmbH, DHL Express (Austria) GmbH, G. Englmayer Spedition GmbH, Internationale Spedition Schneckenreither Gesellschaft mbH, Leopold Schöffl GmbH & Co KG, Express-Interfracht Internationale Spedition GmbH, Rail Cargo, A. Ferstl Speditionsgesellschaft mbH, Spedition, Lagerei und Beförderung von Gütern mit Kraftfahrzeugen Alois Herbst GmbH & Co KG, Johann Huber Spedition und Transportgesellschaft mbH, Keimelmayr Speditions- u. Transport GmbH, "Spedpack"-Speditions- und Verpackungsgessellschaft mbH, Thomas Spedition GmbH, Koch Spedition GmbH, Maximilian Schludermann, in de hoedanigheid van curator over het vermogen van Kubicargo Speditions GmbH, Kühne + Nagel GmbH, Lagermax Internationale Spedition Gesellschaft mbH, Morawa Transport GmbH, Johann Ogris Internationale Transport- und Speditions GmbH, Traussnig Spedition GmbH, Treu SpeditionsgesmbH, Spedition Anton Wagner GmbH, Gebrüder Weiss GmbH, Marehard u. Wuger Internat. Speditions- u. Logistik GmbH

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Oberster Gerichtshof (Wenen) – Uitlegging van de bepalingen van Unierecht inzake kartels, in het bijzonder artikel 101 VWEU – Geldboete opgelegd aan vervoersondernemingen die hebben deelgenomen aan een prijskartel – Dwaling van deze ondernemingen ten aanzien van de rechtmatigheid van het kartel

Dictum

Artikel 101 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een onderneming die op deze bepaling inbreuk heeft gemaakt, niet aan de oplegging van een geldboete kan ontkomen wanneer de inbreuk het gevolg is van het feit dat deze onderneming ten aanzien van de rechtmatigheid van haar gedrag heeft gedwaald wegens de strekking van een juridisch advies van een advocaat of van een besluit van een nationale mededingingsautoriteit.

Artikel 101 VWEU en de artikelen 5 en 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU], moeten aldus worden uitgelegd dat, wanneer het bestaan van een inbreuk op artikel 101 VWEU is aangetoond, de nationale mededingingsautoriteiten zich in uitzonderingsgevallen kunnen beperken tot vaststelling van deze inbreuk zonder een geldboete op te leggen, wanneer de betrokken onderneming heeft deelgenomen aan een nationaal clementieprogramma.

____________

1 PB C 89 van 24.3.2012.