Language of document :

Beroep ingesteld op 29 september 2010 - Europese Commissie / Republiek Hongarije

(Zaak C-473/10)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Støvlbæk en Simon B. D., gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Hongarije

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Hongarije:

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 3, van richtlijn 91/440/EEG1, zoals gewijzigd, bijlage II bij deze richtlijn en artikel 14, lid 2, van richtlijn 2001/14/EG2, door niet te garanderen dat de toewijzing van de treinpaden onafhankelijk van de spoorwegondernemingen geschiedt;

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 3, van richtlijn 91/440, zoals gewijzigd, bijlage II bij deze richtlijn en artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/14, door niet te garanderen dat de tarifering onafhankelijk van de spoorwegondernemingen geschiedt;

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 1, van richtlijn 2001/14, door niet het financiële evenwicht van de infrastructuurbeheerders te garanderen;

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 2, van richtlijn 2001/14, door de beheerders niet aan te moedigen om de kosten van de verschaffing van infrastructuur en de hoogte van de toegangsrechten te verminderen;

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 7, lid 3, van richtlijn 2001/14, door niet te garanderen dat de heffing voor het minimumtoegangspakket en de toegang via het spoor tot voorzieningen gelijk is aan de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien;

de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 11 van richtlijn 2001/14, door geen systeem vast te stellen om de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerder ertoe aan te zetten om verstoringen zo gering mogelijk te houden en de prestatie van het spoorwegnet te verbeteren;

de Republiek Hongarije verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De richtlijnen 91/440 en 2001/14 hebben tot doel, de spoorwegondernemingen een billijke en niet-discriminerende toegang tot de spoorweginfrastructuur te garanderen. Te dien einde bepalen deze richtlijnen dat de ondernemingen die vervoersdiensten per spoor verrichten, niet over de toewijzing van treinpaden mogen beslissen, en dat de infrastructuurcapaciteit door een onafhankelijke instantie moet worden toegewezen. Indien een spoorwegonderneming het verkeer zou beheren, zou zij noodzakelijkerwijs een concurrentievoordeel verwerven, omdat zij bij de uitvoering van deze beheerstaken moet beschikken over gedetailleerde informatie over de diensten die de spoorwegondernemingen verrichten, over de omvang daarvan en over hun dienstregeling.

Ter ondersteuning van het onderhavige beroep wordt onder meer aangevoerd dat het beheer van het spoorwegverkeer in Hongarije, anders dan in bovengenoemde richtlijnen is vastgesteld, wordt verricht door ondernemingen die vervoersdiensten per spoor verrichten.

Het beheer van het verkeer kan niet worden beschouwd als een activiteit die verband houdt met het beheer van de infrastructuur, maar niet met de toewijzing van treinpaden of capaciteit, aangezien degene die dit beheer verricht noodzakelijkerwijs deelneemt aan de besluitvorming met betrekking tot deze toewijzing. Enerzijds dient de verkeersbeheerder op de hoogte te zijn van de besluiten tot toewijzing van capaciteit om zijn beheersactiviteit te kunnen uitoefenen, anderzijds moet hij in geval van verstoring van het verkeer of in geval van nood de maatregelen uitvoeren die noodzakelijk zijn om het verkeer weer volgens planning in goede banen te leiden, hetgeen noodzakelijkerwijs een nieuwe toewijzing van netwerkcapaciteit en van beschikbare treinpaden impliceert.

Het beginsel van de onafhankelijkheid van het beheer van het verkeer wordt geschonden door het feit dat de spoorwegondernemingen in Hongarije de heffingen voor het gebruik van infrastructuur in detail vaststellen. Aangezien de betrokken rekeningen noodzakelijkerwijs onder andere verwijzen naar de diensten die door bepaalde spoorwegondernemingen worden gebruikt, alsook naar de omvang ervan en hun dienstregeling, genieten de ondernemingen die deze uitreiken een concurrentievoordeel.

De Republiek Hongarije heeft niet alleen niet voldaan aan het vereiste dat de treinpaden op onafhankelijke wijze worden toegewezen, maar is evenmin de krachtens de richtlijnen 91/440 en 2001/14 op haar rustende verplichtingen nagekomen, voor zover zij:

niet de nodige eisen heeft gesteld om het financiële evenwicht van de spoorwegbeheerders te garanderen;

niet de nodige maatregelen heeft genomen om de infrastructuurbeheerders ertoe te verplichten de kosten voor toegang tot het netwerk en de beheerskosten te verminderen;

niet de nodige uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld om te garanderen dat het beginsel van de directe kosten wordt toegepast bij de vaststelling van de heffingen voor de toegang via het spoor tot voorzieningen en, ten slotte,

geen maatregelen heeft genomen om de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerder ertoe aan te zetten om verstoringen zo gering mogelijk te houden en de prestatie van het spoorwegnet te verbeteren.

____________

1 - Richtlijn van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237, blz. 25).

2 - Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75, blz. 29).