Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 13 juni 2017 – S / EA e.a.

(Zaak C-367/17)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundespatentgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: S

Verwerende partijen: EA, EB, EC

Prejudiciële vragen

Moet een besluit betreffende een op 15 februari 2007 bij de bevoegde nationale autoriteit (in casu: Deutsche Patent- und Markenamt) [Duitse octrooi- en merkenbureau] ingediend verzoek tot wijziging van het productdossier van een beschermde geografische aanduiding, waarbij met name wordt beoogd dat het in plakken snijden en verpakken van het betrokken product (in casu: Schwarzwälder Schinken) [zwarte woud-Ham] enkel in het productiegebied mag worden verricht, worden vastgesteld krachtens verordening nr. 510/20061 , die op het tijdstip van de indiening van de aanvraag van toepassing was, dan wel op basis van verordening nr. 1151/20122 , die thans van kracht is op het tijdstip waarop het besluit moet worden genomen?

Indien het besluit krachtens de thans geldende verordening nr.1151/2012 moet worden vastgesteld:

2.1 a) Levert de omstandigheid dat het onoordeelkundige vervoer van het product naar andere gebieden met het oog op de latere verwerking ervan (in plakken snijden en verpakken) schadelijke gevolgen kan hebben voor de authentieke smaak, de authentieke kwaliteit en de houdbaarheid van dit product, vanuit het oogpunt van de kwaliteitsbewaking een afdoende en productspecifieke motivering op in de zin van artikel 7, lid 1, onder e), van verordening nr. 1151/2012 om het in plakken snijden en verpakken van het betrokken product enkel in het productiegebied toe te staan?

2.1 b) Leveren de in het productdossier vastgestelde vereisten betreffende het in plakken snijden en verpakken van het product, die niet verder gaan dan de op het gebied van levensmiddelenhygiëne geldende normen, vanuit het oogpunt van de kwaliteitsbewaking een afdoende en productspecifieke motivering op in de zin van artikel 7, lid 1, onder e), van verordening nr. 1151/2012 om het in plakken snijden en verpakken van dat product enkel in het productiegebied toe te staan?

2.2 a) Kan het, met betrekking tot de in het productdossier betreffende een beschermde geografische aanduiding opgelegde regel volgens welke het in plakken snijden en verpakken van het product enkel in het productiegebied ervan mag worden verricht, in beginsel als een afdoende en productspecifieke motivering in de zin van artikel 7, lid 1, onder e), van verordening nr. 1151/2012 worden beschouwd dat in dat geval (productie-)controles in het productiegebied mogelijk zijn (artikel 7, lid 1, onder g), juncto artikel 36, lid 3, onder a), en artikel 37 verordening nr. 1151/2012) die vaker kunnen worden verricht en die in de regel grotere garanties bieden dan (misbruik-)controles in de zin van artikel 36, lid 3, onder b), juncto artikel 38 van verordening nr. 1151/2012?

2.2 b) Indien de vraag sub 2.2 a) ontkennend wordt beantwoord:

Is een andere benadering gerechtvaardigd wanneer het gaat om een product waarvoor interregionaal een grote vraag bestaat en waarvan grote hoeveelheden buiten het productiegebied worden versneden en verpakt, ook al werden tot hiertoe geen concrete gevallen van misbruik van de beschermde geografische aanduiding in de zin van artikel 13 van verordening nr.1151/2012 vastgesteld?

2.3    Kan het, met betrekking tot de in het productdossier betreffende een beschermde geografische aanduiding opgelegde regel volgens welke het in plakken snijden en verpakken van het product enkel in het productiegebied ervan mag worden verricht, als een afdoende en productspecifieke motivering in de zin van artikel 7, lid 1, onder e), van verordening nr. 1151/2012 worden beschouwd dat zonder deze verplichting de traceerbaarheid van het nog te verwerken product niet meer volledig kan worden gewaarborgd?

Is het in deze context relevant dat:

a)    de traceerbaarheid van levensmiddelen, inzonderheid die van dierlijke oorsprong, moet worden gewaarborgd volgens artikel 18, lid 1, van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden,3 in samenhang gelezen met verordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong4 zijn vastgesteld;

b)    de traceerbaarheid van het product moet worden gewaarborgd middels de deelneming van de marktdeelnemers die het product nadien verwerken aan rechtens vrijwillige doch in de praktijk bindende particuliere garantiestelsels?

2.4    Indien de vragen sub 2.1 tot en met 2.3 bevestigend worden beantwoord:

Kan of moet met betrekking tot het productdossier betreffende een beschermde geografische aanduiding erin worden voorzien dat – bij wege van een ten opzichte van het verplicht terugbrengen van het product voor het in plakken snijden en verpakking ervan naar het productiegebied minder vergaande maatregel – de buiten het productiegebied gevestigde verwerkers van het product ter zake moeten worden onderworpen aan een controle die wordt verricht door het volgens het productdossier voor de in het productiegebied voor verificaties bevoegde autoriteiten en organen (artikel 7, lid 1, onder g), van verordening nr. 1151/2012)?

Indien het besluit krachtens verordening nr. 510/2006 moet worden vastgesteld (zie vraag 1), verzoekt de verwijzende rechter om beantwoording van de sub 2 gestelde vragen op basis van verordening nr. 510/2006, inzonderheid artikel 4, lid 2, onder e), van deze verordening, juncto artikel 8 en overweging 8 van verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie van 14 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen5 .

____________

1     Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93, blz. 12).

2     Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343, blz. 1).

3     PB L 31, blz. 1.

4     PB L 242, blz. 2.

5     PB L 369, blz. 1.