Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Työtuomioistuin (Finland) op 24 oktober 2017 – Terveys- ja sosiaalialan neuvottelujärjestö (TSN) ry/Hyvinvointialan liitto ry

(Zaak C-609/17)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Työtuomioistuin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Terveys- ja sosiaalialan neuvottelujärjestö (TSN) ry

Verwerende partij: Hyvinvointialan liitto ry

Betrokken partij: Fimlab Laboratoriot Oy

Prejudiciële vragen

Staat artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 20031 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de weg aan een bepaling in een nationale cao of een uitlegging daarvan, volgens welke een werknemer, die bij het begin van zijn vakantie of een deel daarvan arbeidsongeschikt is, geen recht heeft om op zijn verzoek in aanmerking te komen voor overdracht van de op die periode betrekking hebbende op de cao gebaseerde vakantie, wanneer het niet-overdragen van de op de cao gebaseerde vakantie het recht van de werknemer op een jaarlijkse vakantie van vier weken onverlet laat?

Heeft artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie rechtstreekse werking ten aanzien van een arbeidsverhouding tussen particuliere rechtssubjecten, dus horizontale rechtstreekse werking?

Wordt opgebouwde vakantie die de in artikel 7, lid 1, van de arbeidstijdenrichtlijn voorziene jaarlijkse minimumvakantie van vier weken te boven gaat beschermd door artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en staat deze bepaling van het Handvest in de weg aan een bepaling in een nationale cao of een uitlegging, volgens welke een werknemer die bij het begin van zijn vakantie of een deel daarvan arbeidsongeschikt is, geen recht heeft om op zijn verzoek in aanmerking te komen voor overdracht van de op die periode betrekking hebbende op de cao gebaseerde vakantie, wanneer het niet-overdragen van de op de cao gebaseerde vakantie het recht van de werknemer op een jaarlijkse vakantie van vier weken onverlet laat?

____________

1 PB 2003, L 299, blz. 9.