Language of document : ECLI:EU:C:2015:603

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

16 september 2015 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke of in handelszaken ‒ Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken ‒ Verordening (EG) nr. 1393/2007 ‒ Artikel 8 – Weigering van ontvangst van een stuk ‒ Geen vertaling van een van de verzonden documenten ‒ Ontbreken van het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier ‒ Gevolgen”

In zaak C‑519/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Anotato Dikastirio Kyprou (Hooggerechtshof van de Republiek Cyprus) bij beslissing van 13 september 2013, ingekomen bij het Hof op 27 september 2013, in de procedure

Alpha Bank Cyprus Ltd

tegen

Dau Si Senh,

Alpha Panareti Public Ltd,

Susan Towson,

Stewart Cresswell,

Gillian Cresswell,

Julie Gaskell,

Peter Gaskell,

Richard Wernham,

Tracy Wernham,

Joanne Zorani,

Richard Simpson,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, S. Rodin, A. Borg Barthet, M. Berger en F. Biltgen (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Wathelet,

griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 november 2014,

gelet op de opmerkingen van:

–        Alpha Bank Cyprus Ltd, vertegenwoordigd door R. Garcia en B. Sigler, solicitors, B. Kennelly en P. Luckhurst, barristers, en P.G. Polyviou, E. Florentiadou en G. Middleton, dikigoroi,

–        D. Si Senh, S. Towson, S. en G. Cresswell, P. en J. Gaskell, R. en T. Wernham, J. Zorani, R. Simpson, en Alpha Panareti Public Ltd, vertegenwoordigd door K. Koukounis, G. Koukounis en C. Zanti, dikigoroi,

–        de Cypriotische regering, vertegenwoordigd door D. Lysandrou en N. Ioannou als gemachtigden,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze, J. Kemper en D. Kuon als gemachtigden,

–        de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Skiani en M. I. Germani als gemachtigden,

–        de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. J. García-Valdecasas Dorrego als gemachtigde,

–        de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Condou-Durande en A.‑M. Rouchaud-Joët als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 22 januari 2015,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 8 van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324, blz. 79).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van zeven gedingen tussen enerzijds Alpha Bank Cyprus Ltd (hierna: „Alpha Bank”), een op Cyprus gevestigde bank, en anderzijds respectievelijk D. Si Senh, S. Towson, S. en G. Cresswell, P. en J. Gaskell, R. en T. Wernham, J. Zorani en R. Simpson, allen met vaste verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk (hierna: „geïntimeerden in het hoofdgeding”), alsook Alpha Panareti Public Ltd, een Cypriotische vennootschap die zich borg had gesteld voor de door geïntimeerden in het hoofdgeding aangegane hypothecaire leningen, betreffende de betaling van het saldo van die leningen.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 2 en 6 tot en met 12 van verordening nr. 1393/2007 luiden, voor zover van belang:

„(2)      Het is voor de goede werking van de interne markt nodig de verzending tussen de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, met het oog op betekening of kennisgeving ervan, te verbeteren en te versnellen.

[...]

(6)      Met het oog op de doelmatigheid en de snelheid van de gerechtelijke procedures in burgerlijke zaken is het nodig dat de verzending van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken tussen de door de lidstaten aangewezen plaatselijke instanties rechtstreeks en op snelle wijze geschiedt. [...]

(7)      De verzending kan met het oog op de snelheid ervan langs elke passende weg geschieden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan inzake de leesbaarheid en de betrouwbaarheid van het ontvangen stuk. De zorgvuldigheid van de verzending vereist dat het te verzenden stuk vergezeld gaat van een modelformulier dat moet worden ingevuld in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving geschiedt dan wel in een andere taal die door de betrokken lidstaat wordt aanvaard.

(8)      Deze verordening is niet van toepassing op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij.

(9)      De betekening of kennisgeving van een stuk moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan door de ontvangende instantie.

(10)      De mogelijkheid de betekening of kennisgeving van stukken te weigeren, moet tot buitengewone gevallen worden beperkt, teneinde de doeltreffendheid van de verordening te waarborgen.

(11)      Om de verzending en de betekening of kennisgeving van stukken tussen de lidstaten te vergemakkelijken, moeten de in de bijlagen bij deze verordening opgenomen modelformulieren worden gebruikt.

(12)      De ontvangende instantie moet degene voor wie het stuk is bestemd er door middel van het modelformulier schriftelijk van in kennis stellen dat hij het te betekenen of ter kennis te brengen stuk kan weigeren in ontvangst te nemen ofwel op het ogenblik van de betekening of kennisgeving ofwel door het stuk, indien het niet is gesteld in een taal die hij begrijpt of in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van betekening of kennisgeving, binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden. Dit geldt ook voor de daaropvolgende betekening of kennisgeving nadat degene voor wie het stuk bestemd is, gebruik heeft gemaakt van zijn weigeringsrecht. [...] De betekening of kennisgeving van een geweigerd stuk moet kunnen worden geregulariseerd door aan degene voor wie het stuk is bestemd betekening of kennisgeving te doen van een vertaling van het stuk.”

4        Artikel 1 van die verordening, dat de werkingssfeer ervan omschrijft, bepaalt in lid 1:

„Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en in handelszaken, waarin een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar. Deze verordening is met name niet van toepassing in fiscale, douane- en/of administratieve zaken of in het geval van aansprakelijkheid van de staat voor handelingen of omissies bij de uitoefening van het overheidsgezag (,acta iure imperii’).”

5         Op grond van artikel 2 van die verordening wijzen de lidstaten de „verzendende instanties” aan, die bevoegd zijn om gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken te verzenden ter betekening of kennisgeving in een andere lidstaat, en de „ontvangende instanties”, die bevoegd zijn om dergelijke stukken uit een andere lidstaat in ontvangst te nemen.

6        Artikel 4 van dezelfde verordening bepaalt:

„1.      De op grond van artikel 2 aangewezen instanties zenden elkaar de gerechtelijke stukken zo spoedig mogelijk rechtstreeks toe.

2.      De verzendende en ontvangende instanties kunnen elkaar de stukken [...] langs elke passende weg toezenden, mits de inhoud van het ontvangen stuk met die van het verzonden document overeenstemt en alle informatie daarin goed leesbaar is.

3.      Het te verzenden stuk gaat vergezeld van een aanvraag die volgens het modelformulier in [bijlage I] is opgesteld. Het formulier wordt in de officiële taal van de aangezochte lidstaat ingevuld of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht, of in een andere taal die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden. [...]

[...]”

7        In artikel 5 van verordening nr. 1393/2007 wordt bepaald:

„1.      De aanvrager wordt door de verzendende instantie waaraan hij het stuk ter verzending overdraagt, in kennis gesteld van het feit dat degene voor wie het stuk is bestemd, kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen omdat het niet in een van de in artikel 8 bedoelde talen is gesteld.

2.      De aanvrager draagt de eventuele kosten van vertaling vóór de verzending van het stuk [...]”

8        Ingevolge artikel 6, lid 1, van die verordening zendt de ontvangende instantie bij de ontvangst van een stuk de verzendende instantie zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen zeven dagen na de ontvangst van het stuk langs de snelst mogelijke weg een ontvangstbewijs, overeenkomstig het modelformulier in bijlage I.

9        Artikel 7 van die verordening bepaalt:

„1.      De ontvangende instantie zorgt voor de betekening of kennisgeving van het stuk, hetzij overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat, hetzij in de specifieke, door de verzendende instantie gewenste vorm, mits deze met het recht van die aangezochte lidstaat verenigbaar is.

2.      De ontvangende instantie neemt de nodige stappen om te bewerkstelligen dat de betekening of kennisgeving van het stuk zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan geschiedt. [...]”

10      In artikel 8 van dezelfde verordening, met als opschrift „Weigering van ontvangst van een stuk”, wordt bepaald:

„1.      De ontvangende instantie stelt degene voor wie het stuk is bestemd, door middel van het in bijlage II opgenomen modelformulier in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht, in ontvangst te nemen op het ogenblik van de betekening of kennisgeving ofwel door het stuk binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden, indien het niet is gesteld in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de volgende talen:

a)      een taal die degene voor wie het stuk bestemd is, begrijpt, of

b)      de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in de aangezochte lidstaat zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht.

2.      Indien de ontvangende instantie ervan op de hoogte is gesteld dat de persoon voor wie het stuk is bestemd dit overeenkomstig lid 1 weigert in ontvangst te nemen, stelt zij de verzendende instantie daarvan onmiddellijk door middel van het in artikel 10 bedoelde certificaat in kennis en zendt zij de aanvraag alsmede de stukken waarvan de vertaling wordt gevraagd terug.

3.      Indien degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig lid 1 heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen, kan de betekening of kennisgeving van het stuk worden geregulariseerd door aan degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig deze verordening betekening of kennisgeving te doen van het stuk vergezeld van een vertaling in een taal zoals bedoeld in lid 1. In dat geval is de datum van betekening of kennisgeving van het stuk die waarop de betekening of kennisgeving van het stuk vergezeld van de vertaling overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan is de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking wordt genomen de datum van betekening of kennisgeving van het oorspronkelijke stuk [...]

[...]”

11      Het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier is hierna weergegeven:

Image not found

12      Artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1393/2007 bepaalt:

„Wanneer alle formaliteiten met betrekking tot de betekening of kennisgeving van het stuk zijn verricht, wordt door middel van het modelformulier in bijlage I een certificaat betreffende de voltooiing van deze handelingen opgesteld en aan de verzendende instantie toegezonden; [...]”

13      In artikel 19, lid 1, van die verordening wordt bepaald dat, wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmee gelijk te stellen stuk ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, de rechter van de lidstaat van herkomst de beslissing aanhoudt totdat is gebleken dat hetzij van het stuk dat het geding inleidt betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat voorgeschreven vormen, hetzij dat stuk daadwerkelijk is afgegeven aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in die verordening geregelde wijze, en dat de verzending bovendien zo tijdig is geschied dat die verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.

 Cypriotisch recht

14      Artikel D.48 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt onder meer:

„12.      Elke beschikking is vanaf de datum van afgifte verbindend voor de partij op wier verzoek zij is afgegeven, en voor alle partijen aan wie de kennisgeving van dat verzoek naar behoren is betekend. Wanneer aan een partij de kennisgeving van het verzoek niet naar behoren is betekend, is de beschikking voor die partij pas verbindend vanaf de datum waarop haar een eensluidend afschrift van dat verzoek is betekend.

13.      Wanneer op grond van dit wetboek een op eenzijdig verzoekschrift afgegeven beschikking wordt betekend, worden dat verzoekschrift en in voorkomend geval de daaraan gehechte beëdigde verklaring gelijktijdig betekend.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

15      Blijkens de verwijzingsbeslissing heeft Alpha Panareti Public Ltd geïntimeerden in het hoofdgeding op Cypriotisch grondgebied gelegen onroerende goederen verkocht. Die goederen zijn verkregen door middel van bankkredieten die werden verstrekt door Alpha Bank.

16      Alpha Bank heeft zowel tegen geïntimeerden in het hoofdgeding als tegen de verkoper, die zich borg had gesteld voor elk van de kredieten door de onroerende goederen te verhypothekeren, bij een Cypriotische rechter vorderingen tot betaling van het saldo van elk van de verleende kredieten ingesteld.

17      Aangezien geïntimeerden in het hoofdgeding hun vaste verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk hadden, heeft de Cypriotische rechter in eerste aanleg op verzoek van Alpha Bank (eenzijdig verzoekschrift) een beschikking gegeven om de dagvaarding aan de kopers overeenkomstig de bepalingen van verordening nr. 1393/2007 buiten het Cypriotische grondgebied te betekenen.

18      Aan geïntimeerden in het hoofdgeding zijn aldus de volgende documenten betekend:

–        een eensluidend afschrift van de dagvaarding en van een bijbehorende kennisgeving („notice of writ”) in het Grieks en het Engels;

–        een eensluidend afschrift van de rechterlijke beschikking die betekening buiten Cyprus toestaat, uitsluitend in het Grieks, en

–        een eensluidend afschrift van de beëdigde verklaring van de vertaalster waarbij wordt gegarandeerd dat de Engelse vertaling van het stuk dat het geding inleidt, overeenstemt met het origineel.

19      Geïntimeerden in het hoofdgeding zijn daarop, zij het volgens hun verklaring onder voorbehoud, voor de Cypriotische rechter in eerste aanleg verschenen om te verzoeken om ongeldigverklaring van de betekening met het argument dat deze niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 8 van verordening nr. 1393/2007 en artikel D.48, punt 13, van het Cypriotische wetboek van burgerlijke rechtsvordering, aangezien geen betekening had plaatsgevonden van:

–        een afschrift van het eenzijdige verzoekschrift als bedoeld in artikel D.48, punt 13;

–        een Engelse vertaling van de beschikking betreffende de betekening buiten Cyprus;

–        een certificaat volgens het modelformulier als bedoeld in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1393/2007, en

–        een begeleidende brief over de te betekenen documenten.

20      Uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt dat in de bovengenoemde rechterlijke beschikking, op grond waarvan de dagvaarding buiten het Cypriotische grondgebied mocht worden betekend, en die niet is vertaald, de termijn voor verwerende partijen om voor de Cypriotische rechter te verschijnen veel langer was dan de termijn die dienaangaande is vermeld in het stuk dat het geding inleidt. Tevens werd in die beschikking gepreciseerd dat, indien binnen de erin vermelde termijn geen bericht om te verschijnen ter kennis zou zijn gebracht, elk later verzoek zou worden geacht aan de betrokken partij te zijn betekend zodra een afschrift ervan gedurende vijf dagen zou zijn aangeplakt op het mededelingenbord van de rechtbank van het district Paphos (Eparchiako Dikastirio Paphos).

21      Hoewel Alpha Bank zich heeft verweerd door te stellen dat de door haar in casu gedane betekening regelmatig was aangezien de gedaagde partijen hadden vernomen dat een rechtsvordering was ingesteld en bekend waren geworden met het voorwerp ervan, heeft de Cypriotische rechter in eerste aanleg die betekening ongeldig verklaard omdat de door geïntimeerden in het hoofdgeding gewraakte verzuimen zowel de bepalingen van het Cypriotische wetboek van burgerlijke rechtsvordering als de bepalingen van verordening nr. 1393/2007 schonden. De geadresseerden is immers de mogelijkheid ontnomen kennis te nemen van de inhoud van alle relevante documenten en is evenmin door middel van het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier meegedeeld dat zij het recht hadden te weigeren de in het Grieks gestelde en niet van een Engelse vertaling vergezeld gaande beschikking in ontvangst te nemen.

22      Op het door Alpha Bank ingestelde hoger beroep heeft de verwijzende rechter geoordeeld dat de door de rechter in eerste aanleg uitgesproken ongeldigverklaring van de betekening niet gerechtvaardigd was voor zover zij berustte op schending van het nationale recht.

23      De verwijzende rechter vraagt zich evenwel af welke gevolgen in casu zijn verbonden aan het feit dat de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk het niet dienstig hebben geacht geïntimeerden in het hoofdgeding het in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1393/2007 bedoelde en in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier te betekenen.

24      Weliswaar heeft die verordening tot doel te zorgen voor een evenwicht tussen de rechten van de verzoekende en verwerende partijen teneinde het recht op een eerlijk proces te waarborgen, zodat het van belang is dat de verweerder ten volle kennis draagt van het stuk dat het geding inleidt, maar de rechten van geïntimeerden in het hoofdgeding blijken in casu niet te zijn geschonden, aangezien zij tijdig voor de Cypriotische rechter zijn verschenen en zij niet nader hebben aangegeven waarin de „misleiding” bestaat waarvan zij het slachtoffer stellen te zijn, noch wat de concrete gevolgen ervan zijn. Niettemin preciseert verordening nr. 1393/2007 volgens de verwijzende rechter niet welke documenten in alle omstandigheden moeten worden betekend. Voorts wijst die rechter erop dat het Hof nog geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier in alle gevallen moet worden betekend en of de niet-betekening ervan noodzakelijkerwijs leidt tot de nietigheid van de procedure.

25      Daarom heeft het Hooggerechtshof van de Republiek Cyprus de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)       Is de betekening van het modelformulier van verordening nr. 1393/2007 in alle gevallen vereist of – en in hoeverre – zijn hierop uitzonderingen mogelijk?

2)      Wanneer de betekening in alle gevallen noodzakelijk wordt geacht, in hoeverre vormt het achterwege blijven daarvan in het onderhavige geval een grond voor ongeldigverklaring van de betekening?

3)      Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, in hoeverre kan dan, volgens de geest van verordening nr. 1393/2007, betekening plaatsvinden aan de raadsman van de onder voorbehoud verschenen geïntimeerden, die dan jegens zijn cliënten gehouden is om deze in ontvangst te nemen, of – en in hoeverre – dient de betekening opnieuw plaats te vinden volgens de procedure geregeld in verordening nr. 1393/2007?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

26      Met zijn drie prejudiciële vragen, die gezamenlijk dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 8 van verordening nr. 1393/2007 aldus moet worden uitgelegd dat degene voor wie het te betekenen of ter kennis te brengen stuk is bestemd, door middel van het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier in alle omstandigheden moet worden meegedeeld dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, en in voorkomend geval wat de juridische gevolgen zijn wanneer de mededeling door middel van dat formulier achterwege blijft.

 Verplicht karakter van het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier

27      Wat betreft dit eerste aspect dat in de prejudiciële vragen, zoals geherformuleerd, aan de orde is gesteld, dient te worden geconstateerd dat geen nuttig antwoord mogelijk is op basis van de bewoordingen van artikel 8 van verordening nr. 1393/2007 als zodanig.

28      De draagwijdte van die bepaling moet dan ook worden vastgesteld aan de hand van de context ervan. Daartoe dienen de met verordening nr. 1393/2007 nagestreefde doelstellingen te worden onderzocht, alsook het door die verordening ingevoerde stelsel waarvan artikel 8 deel uitmaakt (zie in die zin arrest Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punt 45).

29      Wat in de eerste plaats de doelstellingen van verordening nr. 1393/2007 betreft, zij opgemerkt dat die verordening, die is vastgesteld op de grondslag van artikel 61, onder c), EG, blijkens overweging 2 ervan een mechanisme voor de betekening en kennisgeving tussen de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken beoogt in te voeren met het oog op de goede werking van de interne markt (zie arresten Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punt 29, en Fahnenbrock e.a., C‑226/13, EU:C:2015:383, punt 40).

30      Zo is in die verordening, teneinde de doelmatigheid en snelheid van gerechtelijke procedures te verbeteren en een goede rechtsbedeling te verzekeren, het beginsel neergelegd dat gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken rechtstreeks tussen de lidstaten worden verzonden (zie arrest Leffler, C‑443/03, EU:C:2005:665, punt 3), waardoor de procedures worden vereenvoudigd en versneld. Die doelstellingen worden in herinnering gebracht in de overwegingen 6 tot en met 8 van die verordening.

31      Zoals het Hof reeds meermaals heeft geoordeeld, mag bij het nastreven van die doelstellingen evenwel op geen enkele wijze afbreuk worden gedaan aan de rechten van verdediging van degenen voor wie de stukken bestemd zijn, welke rechten voortvloeien uit het recht op een eerlijk proces, dat is neergelegd in artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, lid 1, van het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (zie met name arrest Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32      In dat verband dient er niet alleen op te worden toegezien dat degene voor wie een stuk is bestemd, dat stuk daadwerkelijk ontvangt, maar ook dat hij in staat wordt gesteld de betekenis en draagwijdte van de tegen hem in het buitenland ingestelde vordering te vernemen en op effectieve en volledige wijze te begrijpen, zodat hij in de lidstaat van herkomst op nuttige wijze zijn rechten kan doen gelden [zie in die zin arrest Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punten 36 en 41, en naar analogie – met betrekking tot verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (PB L 160, blz. 37), die aan verordening nr. 1393/2007 is voorafgegaan – arrest Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punten 64 en 73].

33      Uit dat oogpunt dient verordening nr. 1393/2007 dus zodanig te worden uitgelegd dat in elk concreet geval wordt gezorgd voor een juist evenwicht tussen de belangen van de verzoeker en die van de verweerder waarvoor het stuk is bestemd, door het streven naar een doelmatige en snelle verzending van processtukken te verzoenen met het vereiste te waarborgen dat de rechten van verdediging van degene voor wie die stukken zijn bestemd, op passende wijze worden beschermd (zie arresten Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punt 48, en Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punt 36).

34      Aangaande in de tweede plaats het door verordening nr. 1393/2007 ingevoerde stelsel om dat streefdoel te bereiken, zij opgemerkt dat de stukken, zoals volgt uit de artikelen 2 en 4, lid 1, van die verordening, gelezen in onderlinge samenhang en in het licht van overweging 6 van dezelfde verordening, in beginsel worden verzonden tussen de door de lidstaten aangewezen „verzendende instanties” en „ontvangende instanties” (zie arrest Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punt 30). Op grond van artikel 4 van die verordening wordt het stuk of worden de stukken waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht, door de verzendende instantie langs elke passende weg zo spoedig mogelijk rechtstreeks verzonden naar de ontvangende instantie.

35      Krachtens artikel 5, lid 1, van die verordening dient de verzendende instantie de aandacht van de verzoeker te vestigen op het risico dat de geadresseerde kan weigeren een stuk dat niet in een van de in artikel 8 van die verordening bedoelde talen is gesteld, in ontvangst te nemen. Niettemin is het aan de verzoeker te beslissen of het betreffende stuk dient te worden vertaald. Bovendien draagt hij overeenkomstig artikel 5, lid 2, van diezelfde verordening de kosten voor een vertaling.

36      De ontvangende instantie is op haar beurt verplicht het stuk daadwerkelijk aan de geadresseerde te betekenen of ter kennis te brengen, zoals bepaald in artikel 7 van verordening nr. 1393/2007. In dat verband moet zij de verzendende instantie op de hoogte houden van alle relevante elementen van die verrichting door het in bijlage I bij die verordening opgenomen modelformulier terug te sturen, en moet zij degene voor wie het stuk is bestemd, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van dezelfde verordening, ervan in kennis stellen dat hij kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen indien het niet is gesteld of vertaald in een van de in die bepaling bedoelde talen, namelijk ofwel een taal die de betrokkene begrijpt, ofwel de officiële taal van de aangezochte lidstaat of in voorkomend geval een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht, welke talen de geadresseerde wordt geacht te beheersen. Wanneer de geadresseerde daadwerkelijk weigert het stuk in ontvangst te nemen, moet de ontvangende instantie bovendien krachtens de leden 2 en 3 van hetzelfde artikel onverwijld de verzendende instantie daarvan in kennis stellen en de aanvraag samen met het stuk waarvan de vertaling wordt gevraagd, terugzenden.

37      Die instanties dienen zich daarentegen niet uit te spreken over inhoudelijke kwesties, zoals de vraag welke taal of talen degene voor wie het stuk is bestemd, begrijpt, en de vraag of het stuk vergezeld moet gaan van een vertaling in een van de in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1393/2007 bedoelde talen.

38      Iedere andere uitlegging zou immers kunnen leiden tot juridische problemen waaruit geschillen kunnen voortkomen die de procedure om stukken van de ene naar de andere lidstaat te verzenden zouden vertragen en bemoeilijken.

39      In de hoofdgedingen blijkt evenwel uit het aan het Hof overgelegde dossier dat de ontvangende instantie van mening was dat de beschikking waarbij machtiging werd verleend om het stuk in het buitenland te betekenen, niet hoefde te worden vertaald, en dat zij daaruit heeft afgeleid dat zij het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier niet bij dat stuk hoefde te voegen.

40      Die verordening kent de ontvangende instantie evenwel geen enkele bevoegdheid toe om te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 1, ervan waaronder degene voor wie een stuk is bestemd, kan weigeren dat stuk in ontvangst te nemen.

41      Het staat integendeel uitsluitend aan de nationale rechter bij wie de zaak in de lidstaat van herkomst aanhangig is gemaakt, om over kwesties van die aard uitspraak te doen zodra de verzoeker en de verweerder daarover van mening verschillen.

42      Na instelling van de betekenings- of kennisgevingsprocedure, waarbij wordt vastgesteld wat daartoe het relevante stuk is of de relevante stukken zijn, zal die rechter pas uitspraak doen nadat degene voor wie een stuk is bestemd, daadwerkelijk heeft geweigerd dat stuk in ontvangst te nemen omdat het niet is gesteld in een taal die hij begrijpt of geacht wordt te begrijpen. Dan dient die rechter op vraag van de verzoeker na te gaan of die weigering al dan niet gerechtvaardigd was (zie naar analogie arrest Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punt 85). Daartoe moet hij naar behoren rekening houden met alle elementen van het dossier om vast te stellen welke talenkennis degene voor wie het stuk is bestemd, bezit (zie arrest Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punt 80), en voorts om te beslissen of dat stuk, gelet op de aard ervan, moet worden vertaald.

43      Ten slotte moet die rechter er in elk concreet geval zorg voor dragen dat de respectievelijke rechten van de betrokken partijen op evenwichtige wijze worden beschermd door het streven naar een doelmatige en snelle betekening of kennisgeving in het belang van de verzoeker af te wegen tegen het streven naar een doeltreffende bescherming van de rechten van verdediging van degene voor wie het stuk is bestemd.

44      Aan deze precisering dient aangaande het door verordening nr. 1393/2007 ingevoerde stelsel te worden toegevoegd dat die verordening het gebruik van twee respectievelijk in bijlage I en bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulieren voorschrijft.

45      In dat verband zij er ten eerste op gewezen dat verordening nr. 1393/2007 niet voorziet in enige uitzondering op het gebruik van die formulieren.

46      Zoals blijkt uit overweging 11 van diezelfde verordening, is het integendeel zo dat de in die verordening opgenomen modelformulieren „moeten [...] worden gebruikt” omdat zij, met inachtneming van de respectievelijke rechten van de betrokken partijen en zoals blijkt uit overweging 7 van verordening nr. 1393/2007, ertoe bijdragen de procedure voor de verzending van stukken eenvoudiger en transparanter te maken, waardoor zowel de leesbaarheid van die stukken als de zorgvuldigheid van de verzending ervan wordt gewaarborgd.

47      Ten tweede vormen die formulieren, zoals in overweging 12 van die verordening wordt aangegeven, middelen om de geadresseerden in kennis te stellen van de hun ter beschikking staande mogelijkheid om te weigeren het te betekenen of ter kennis te brengen stuk in ontvangst te nemen.

48      In het licht van die overwegingen dient te worden vastgesteld welke strekking precies moet worden toegekend aan het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier en dus aan artikel 8, lid 1, van die verordening, dat ziet op de kennisgeving van dat formulier aan degene voor wie het stuk is bestemd.

49      Zoals blijkt uit de bewoordingen zelf van het opschrift en de inhoud van dat formulier, wordt de op grond van dat artikel 8, lid 1, bestaande mogelijkheid om te weigeren het te betekenen of ter kennis te brengen stuk in ontvangst te nemen, aangemerkt als een „recht” van degene voor wie dat stuk is bestemd.

50      Opdat dit door de wetgever van de Europese Unie toegekende recht op nuttige wijze de ermee beoogde effecten zou kunnen sorteren, moet het schriftelijk ter kennis worden gebracht van degene voor wie het stuk is bestemd. In het door verordening nr. 1393/2007 ingevoerde stelsel wordt die informatie hem verstrekt door middel van het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier, net zoals de verzoeker aan het begin van de procedure door middel van het in bijlage I bij die verordening opgenomen modelformulier ervan in kennis wordt gesteld dat degene voor wie het stuk is bestemd, dat recht heeft.

51      Bijgevolg dient te worden geoordeeld dat in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1393/2007 twee zaken worden geformuleerd die weliswaar met elkaar zijn verbonden, maar niettemin verschillend zijn, namelijk enerzijds de inhoud van het recht van degene voor wie het stuk is bestemd, om te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, enkel en alleen omdat het niet is gesteld in of vergezeld gaat van een vertaling in een taal die hij wordt geacht te begrijpen, en anderzijds de formele mededeling door de ontvangende instantie aan die persoon dat hij dat recht heeft. Anders dan de ontvangende instantie in de hoofdgedingen lijkt te hebben aangenomen, heeft de voor het stuk geldende regeling betreffende het taalgebruik met andere woorden geen betrekking op de mededeling van de ontvangende instantie aan degene voor wie het stuk is bestemd, maar uitsluitend op diens recht op weigering.

52      Overigens maakt het in bijlage I bij die verordening opgenomen modelformulier een duidelijk onderscheid tussen die twee aspecten door in twee verschillende rubrieken te verwijzen naar de schriftelijke mededeling aan degene voor wie het stuk is bestemd, dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, respectievelijk de daadwerkelijke uitoefening van dat recht.

53      Daarom blijkt de weigering zelf onmiskenbaar aan een voorwaarde te zijn gebonden, in die zin dat degene voor wie het stuk is bestemd, van zijn recht op weigering slechts op geldige wijze kan gebruikmaken indien dat stuk niet is gesteld in of vergezeld gaat van een vertaling in ofwel een taal die hij begrijpt, ofwel de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht (zie in die zin overweging 10 van verordening nr. 1393/2007). Zoals blijkt uit punt 42 van dit arrest, staat het uiteindelijk aan de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, om te beslissen of aan die voorwaarde is voldaan door na te gaan of de weigering van degene voor wie het stuk is bestemd, al dan niet gerechtvaardigd is.

54      Niettemin onderstelt de uitoefening van dat recht op weigering dat degene voor wie het stuk is bestemd, vooraf en schriftelijk naar behoren is meegedeeld dat hij dat recht heeft.

55      Wanneer de ontvangende instantie een stuk betekent of doet betekenen aan dan wel ter kennis brengt of ter kennis doet brengen van degene voor wie het is bestemd, is zij bijgevolg in alle gevallen verplicht om bij dat stuk het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier te voegen, waarin die persoon wordt meegedeeld dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen.

56      Hierbij zij voorts aangetekend dat die verplichting voor de ontvangende instantie geen bijzondere moeilijkheden oplevert, aangezien zij ermee kan volstaan bij het te betekenen of ter kennis te brengen stuk de voorgedrukte tekst te voegen die in die verordening in alle officiële talen van de Unie is opgenomen.

57      Aldus zorgt de voorgaande uitlegging ervoor dat de transparantie wordt gewaarborgd doordat degene voor wie een stuk is bestemd, in staat wordt gesteld de omvang van zijn rechten te kennen, en maakt zij tevens een uniforme toepassing van verordening nr. 1393/2007 mogelijk (zie naar analogie arresten Leffler, C‑443/03, EU:C:2005:665, punt 46, en Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punt 60), terwijl zij de verzending van dat stuk op generlei wijze vertraagt, maar er integendeel toe bijdraagt die verzending te vereenvoudigen en te vergemakkelijken.

58       Derhalve dient te worden geoordeeld dat de ontvangende instantie verplicht is om, in alle omstandigheden en zonder dat zij daarbij over enige beoordelingsmarge beschikt, degene voor wie een stuk is bestemd, mee te delen dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen. Daartoe moet zij stelselmatig gebruikmaken van het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier.

 Gevolgen van het verzuim van de mededeling door middel van het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier

59      Aangaande dit tweede aspect dat in de prejudiciële vragen, zoals geherformuleerd, aan de orde is gesteld, zij opgemerkt dat artikel 8 van verordening nr. 1393/2007, dat betrekking heeft op de weigering om het stuk in ontvangst te nemen, geen bepalingen bevat over de juridische gevolgen die intreden wanneer degene voor wie een stuk is bestemd, niet door middel van het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier is meegedeeld dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen.

60      Voorts blijkt uit geen enkele bepaling van die verordening dat dergelijke niet-mededeling leidt tot de nietigheid van de betekenings- of kennisgevingsprocedure.

61      Wat betreft de gevolgen van de weigering van degene voor wie een stuk is bestemd, om dat stuk in ontvangst te nemen omdat het niet vergezeld gaat van een vertaling in een taal die hij begrijpt of in de officiële taal van de aangezochte lidstaat, heeft het Hof bovendien met betrekking tot verordening nr. 1348/2000, die aan verordening nr. 1393/2007 is voorafgegaan, reeds geoordeeld dat de procedure niet nietig diende te worden verklaard, maar in plaats daarvan de verzender de mogelijkheid moest worden geboden het ontbreken van het vereiste document te verhelpen door de gevraagde vertaling toe te zenden (zie in die zin arrest Leffler, C‑443/03, EU:C:2005:665, punten 38 en 53).

62      Artikel 8, lid 3, van verordening nr. 1393/2007 heeft dat beginsel inmiddels bevestigd.

63      Een soortgelijke oplossing moet worden gekozen als de ontvangende instantie heeft nagelaten degene voor wie een stuk is bestemd, het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier toe te zenden.

64      Het niet-gebruiken van dat modelformulier en de weigering om een stuk in ontvangst te nemen omdat een passende vertaling ontbreekt, zijn immers nauw met elkaar verbonden, aangezien de uitoefening door degene voor wie het stuk is bestemd, van zijn recht te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, in beide situaties kan worden belemmerd.

65      Bijgevolg moet worden geoordeeld dat de juridische gevolgen in beide situaties identiek moeten zijn.

66      Bovendien zou de nietigverklaring van ofwel het te betekenen of ter kennis te brengen stuk ofwel de betekenings- of kennisgevingsprocedure onverenigbaar zijn met de doelstelling van verordening nr. 1393/2007, namelijk te voorzien in een rechtstreekse, snelle en doeltreffende wijze van verzending tussen de lidstaten van stukken in burgerlijke en in handelszaken.

67      Daarom moet het mogelijk zijn het verzuim van de mededeling door middel van het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier te herstellen.

68      Wat de details van een dergelijke oplossing betreft, zij eraan herinnerd dat er slechts twee omstandigheden bestaan waarin de betekening en kennisgeving van een gerechtelijk stuk tussen de lidstaten aan de werkingssfeer van verordening nr. 1393/2007 onttrokken zijn: ten eerste wanneer de woonplaats of gewone verblijfplaats van degene voor wie het stuk is bestemd, onbekend is, en ten tweede wanneer die persoon een gevolmachtigde vertegenwoordiger heeft aangewezen in de staat waar de gerechtelijke procedure plaatsvindt (zie arrest Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punt 24).

69      Daarentegen zal in de overige gevallen, zodra degene voor wie een gerechtelijk stuk is bestemd, op het grondgebied van een andere lidstaat verblijft, de betekening of kennisgeving van dat stuk noodzakelijkerwijs onder de werkingssfeer van die verordening vallen en dus overeenkomstig artikel 1, lid 1, ervan moeten plaatsvinden op de wijze die de verordening daartoe zelf voorschrijft (zie arrest Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punt 25).

70      Om een verzuim als in het hoofdgeding aan de orde te verhelpen, kan bijgevolg uitsluitend een beroep worden gedaan op verordening nr. 1393/2007.

71      Een argument voor een dergelijke oplossing is overigens de noodzaak om die verordening uniform toe te passen (zie in die zin arrest Weiss und Partner, C‑14/07, EU:C:2008:264, punt 60 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

72      In een situatie als in de hoofdgedingen dient de ontvangende instantie degenen voor wie het stuk is bestemd, dus onverwijld mee te delen dat zij het recht hebben te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, door hun overeenkomstig artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1393/2007 het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier toe te zenden.

73      Hieraan dient te worden toegevoegd dat, mochten de betrokken geadresseerden na die mededeling gebruikmaken van hun recht te weigeren het betreffende stuk in ontvangst te nemen, het aan de nationale rechter bij wie de zaak in de lidstaat van herkomst aanhangig is gemaakt, staat om te beslissen of die weigering, gelet op alle omstandigheden van het geval, al dan niet gerechtvaardigd is, zoals uiteengezet in de punten 41 tot en met 43 van dit arrest.

74      Oordeelt die rechter dat de weigering om het betreffende stuk in ontvangst te nemen terecht was, dan moet de vertaalde versie van dat stuk alsnog overeenkomstig de voorschriften van verordening nr. 1393/2007 en meer bepaald artikel 8, lid 3, ervan worden bezorgd aan degenen voor wie dat stuk was bestemd.

75      Daarentegen bepaalt verordening nr. 1393/2007 niet dat een stuk rechtsgeldig kan worden betekend aan de gevolmachtigden van de geadresseerden die hebben aanvaard voor de rechter bij wie de zaak in de lidstaat van herkomst aanhangig is gemaakt, onder voorbehoud te verschijnen met als enige bedoeling de regelmatigheid van de procedure te betwisten.

76      Derhalve dient te worden geoordeeld dat het feit dat de ontvangende instantie bij de betekening of kennisgeving van een stuk aan degene voor wie het is bestemd, heeft nagelaten bij dat stuk het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier te voegen, geen grond vormt om de procedure nietig te verklaren, doch een verzuim is dat moet worden hersteld overeenkomstig de bepalingen van die verordening.

77      Gelet op een en ander dient op de drie prejudiciële vragen te worden geantwoord dat verordening nr. 1393/2007 aldus moet worden uitgelegd:

–        dat de ontvangende instantie verplicht is om, in alle omstandigheden en zonder dat zij daarbij over enige beoordelingsmarge beschikt, degene voor wie een stuk is bestemd, mee te delen dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, waarbij zij stelselmatig moet gebruikmaken van het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier,

–        en dat het feit dat die instantie bij de betekening of kennisgeving van een stuk aan degene voor wie het is bestemd, heeft nagelaten bij dat stuk het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier te voegen, geen grond vormt om de procedure nietig te verklaren, doch een verzuim is dat moet worden hersteld overeenkomstig de bepalingen van die verordening.

 Kosten

78      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad moet aldus worden uitgelegd:

–         dat de ontvangende instantie verplicht is om, in alle omstandigheden en zonder dat zij daarbij over enige beoordelingsmarge beschikt, degene voor wie een stuk is bestemd, mee te delen dat hij het recht heeft te weigeren dat stuk in ontvangst te nemen, waarbij zij stelselmatig moet gebruikmaken van het in bijlage II bij die verordening opgenomen modelformulier,

–        en dat het feit dat die instantie bij de betekening of kennisgeving van een stuk aan degene voor wie het is bestemd, heeft nagelaten bij dat stuk het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier te voegen, geen grond vormt om de procedure nietig te verklaren, doch een verzuim is dat moet worden hersteld overeenkomstig de bepalingen van die verordening.

ondertekeningen


* Procestaal: Grieks.