Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale di Trento (Italië) op 3 augustus 2017 – Chiara Motter/Provincia autonoma di Trento

(Zaak C-466/17)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Trento

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Chiara Motter

Verwerende partij: Provincia autonoma di Trento

Prejudiciële vragen

Vormt de omstandigheid van de initiële objectieve toetsing van de deskundigheid door middel van een openbaar vergelijkend onderzoek waaraan met succes is deelgenomen, voor de toepassing van het non-discriminatiebeginsel in clausule 4 van de raamovereenkomst een factor die kan worden herleid tot de opleidingsvereisten die de nationale rechter in aanmerking moet nemen om te bepalen of de situatie van een werknemer met een overeenkomst voor bepaalde tijd vergelijkbaar is met die van een werknemer met een overeenkomst voor onbepaalde tijd, en om vast te stellen of er sprake is van een objectieve reden die een verschil in behandeling tussen een werknemer met een overeenkomst voor bepaalde tijd en een werknemer met een overeenkomst voor onbepaalde tijd kan rechtvaardigen?

Staat het non-discriminatiebeginsel van clausule 4 van de raamovereenkomst in de weg aan een nationale regeling als die van artikel 485, lid 1, van D.lgs. nr. 297 van 16.4.1994 – volgens welke voor de bepaling van de anciënniteit bij de aanstelling voor onbepaalde tijd tot vier dienstjaren die met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn vervuld volledig worden meegerekend, terwijl de overige jaren in juridische zin voor twee derde en in economische zin voor een derde meetellen – wegens het ontbreken, met het oog op een vast dienstverband, van een initiële objectieve toetsing van de deskundigheid door middel van een openbaar vergelijkend onderzoek waaraan met succes is deelgenomen?

Staat het non-discriminatiebeginsel van clausule 4 van de raamovereenkomst in de weg aan een nationale regeling als die van artikel 485, lid 1, van D.lgs. nr. 297 van 16.4.1994 – volgens welke voor de bepaling van de anciënniteit bij de aanstelling voor onbepaalde tijd tot vier dienstjaren die met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn vervuld volledig worden meegerekend, terwijl de overige jaren in juridische zin voor twee derde en in economische zin voor een derde meetellen – op grond van het doel omgekeerde discriminatie te vermijden van werknemers in vaste dienst die zijn aangesteld na te zijn geslaagd voor een algemeen vergelijkend onderzoek?

____________