Language of document : ECLI:EU:C:2015:597

Zaak C‑67/14

Jobcenter Berlin Neukölln

tegen

Nazifa Alimanovic e.a.

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundessozialgericht)

„Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van personen – Burgerschap van de Unie – Gelijke behandeling – Richtlijn 2004/38/EG – Artikel 24, lid 2 – Sociale bijstand – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikelen 4 en 70 – Bijzondere, niet op premie‑ of bijdragebetaling berustende prestaties – Onderdanen van een lidstaat die werkzoekend zijn en verblijven op het grondgebied van een andere lidstaat – Daarvan uitgesloten – Behoud van de status van werknemer”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 september 2015

1.        Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Richtlijn 2004/38 – Sociale bijstand – Begrip – Bijzondere, niet op premie‑ of bijdragebetaling berustende prestaties als bedoeld in artikel 70, lid 2, van verordening nr. 883/2004 – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 70, lid 2; richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, art. 24, lid 2)

2.        Burgerschap van de Unie – Recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven – Richtlijn 2004/38 – Beginsel van gelijke behandeling – Verplichting van de gastlidstaat om het recht op sociale prestaties toe te kennen aan onderdanen van andere lidstaten zonder economische activiteit – Voorwaarden – Verblijf op het grondgebied van de gastlidstaat dat voldoet aan de voorwaarden van de richtlijn

(Richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 10 en art. 24, lid 1)

3.        Burgerschap van de Unie – Recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven – Richtlijn 2004/38 – Beginsel van gelijke behandeling – Nationale regeling die werkzoekende onderdanen van andere lidstaten uitsluit van het recht op bepaalde bijzondere, niet op premie‑ of bijdragebetaling berustende prestaties – Prestaties die wel zijn gewaarborgd voor zich in dezelfde situatie bevindende eigen onderdanen van de gastlidstaat – Toelaatbaarheid

[Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4 en 70, lid 2; richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, art. 14, leden 1 en 4, b), en 24]

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 43, 44)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 49, 50)

3.        Artikel 24 van richtlijn 2004/38 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, en artikel 4 van verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1244/2010, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat die onderdanen van andere lidstaten die zich bevinden in de situatie als bedoeld in artikel 14, lid 4, onder b), van die richtlijn, uitsluit van het recht op bepaalde bijzondere, niet op premie‑ of bijdragebetaling berustende prestaties in de zin van artikel 70, lid 2, van verordening nr. 883/2004, die tevens sociale bijstand in de zin van artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38 vormen, terwijl die prestaties wel zijn gewaarborgd voor de zich in dezelfde situatie bevindende eigen onderdanen van die lidstaat.

Uit de verwijzing in artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38 naar artikel 14, lid 4, onder b), ervan blijkt immers expliciet dat de gastlidstaat kan weigeren ook maar enige sociale bijstand toe te kennen aan een burger van de Unie die een verblijfsrecht geniet dat louter op laatstgenoemde bepaling is gebaseerd.

Hoewel richtlijn 2004/38 vereist dat de lidstaat rekening houdt met de individuele situatie van een betrokkene wanneer hij op het punt staat een verwijderingsmaatregel te nemen of vast te stellen dat die persoon in het kader van diens verblijf een onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel vormt, is een dergelijk individueel onderzoek niet geboden in het geval van een burger van de Unie die het grondgebied van de gastlidstaat is binnengekomen om werk te zoeken, omdat richtlijn 2004/38, door een gradueel stelsel van behoud van de status van werknemer in het leven te roepen, dat ertoe strekt het verblijfsrecht en de toegang tot sociale prestaties veilig te stellen, zelf rekening houdt met verschillende factoren die de individuele situatie van iedere aanvrager van een sociale prestatie kenmerken, en met name met de duur van de uitoefening van een economische activiteit.

Aangezien het individuele onderzoek wordt verricht om een globale beoordeling te maken van de belasting die de toekenning van een uitkering concreet voor het nationale socialebijstandsstelsel in zijn geheel zou vormen, kan de aan één aanvrager toegekende bijstand bovendien moeilijk worden aangemerkt als onredelijke last voor een lidstaat in de zin van artikel 14, lid 1, van richtlijn 2004/38, welke last niet door de indiening van een individuele aanvraag op de betrokken lidstaat zou kunnen drukken, maar noodzakelijkerwijs wel na een optelling van alle eventueel bij hem ingediende individuele aanvragen.

(cf. punten 58‑60, 62, 63 en dictum)