Language of document : ECLI:EU:C:2005:364

Zaak C‑543/03

Christine Dodl en Petra Oberhollenzer

tegen

Tiroler Gebietskrankenkasse

(verzoek van het Oberlandesgericht Innsbruck om een prejudiciële beslissing)

„Verordeningen (EEG) nrs. 1408/71 en 574/72 – Gezinsbijslag – Ouderschapsuitkering – Recht op uitkeringen van zelfde aard in lidstaat van tewerkstelling en lidstaat van wonen”

Samenvatting van het arrest

1.        Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Gemeenschapsregeling – Personele werkingssfeer – Werknemer in zin van verordening nr. 1408/71 – Begrip – Persoon die verzekerd is bij stelsel van sociale zekerheid – Beoordeling door nationale rechter

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 1, sub a)

2.        Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Gezinsbijslagen – Communautaire anti-cumulatieregels – Artikel 10, lid 1, sub a, van verordening nr. 574/72 – Werknemer die in staat van tewerkstelling en in woonstaat recht heeft op bijslag voor gezinslid – Toepasselijke wetgeving – Wetgeving van lidstaat van tewerkstelling

(Verordening nr. 574/72 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 410/2002, art. 10, lid 1, sub a)

3.        Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Gezinsbijslagen – Communautaire anti-cumulatieregels – Artikel 10, lid 1, sub b‑i, van verordening nr. 574/72 – Werknemer die in staat van tewerkstelling recht heeft op bijslag voor kind waarvoor eveneens recht op bijslagen bestaat in andere lidstaat, waar kind woont en waar persoon aan wie kind is toevertrouwd, werkt – Schorsing van recht op bijslagen in staat van tewerkstelling tot bedrag van door woonstaat uitbetaalde uitkeringen

(Verordening nr. 574/72 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 410/2002, art. 10, lid 1, sub b‑i)

1.        Een persoon bezit de hoedanigheid van „werknemer” in de zin van verordening nr. 1408/71, indien hij, al is het maar tegen één risico, verplicht of vrijwillig verzekerd is bij een algemeen of bijzonder stelsel van sociale zekerheid genoemd in artikel 1, sub a, van deze verordening, ongeacht het bestaan van een arbeidsverhouding. Het is de taak van de nationale rechter, na te gaan of de rechthebbenden zijn aangesloten bij een tak van het socialezekerheidsstelsel en dus onder het begrip „werknemer” in de zin van artikel 1, sub a, van deze verordening vallen.

(cf. punt 34, dictum 1)

2.        Wanneer de wettelijke regeling van de lidstaat van tewerkstelling en die van de lidstaat van wonen van een werknemer hem voor hetzelfde tijdvak en hetzelfde gezinslid recht op gezinsbijslag toekennen, is in beginsel de lidstaat van tewerkstelling de bevoegde lidstaat voor de uitbetaling van deze bijslag, ingevolge artikel 10, lid 1, sub a, van verordening nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 410/2002.

(cf. punt 64, dictum 2)

3.        Ondanks het bepaalde in artikel 10, lid 1, sub a, van verordening nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 410/2002, moet de gezinsbijslag, wanneer degene aan wie de kinderen zijn toevertrouwd, in het bijzonder de echtgenoot of de partner van een werknemer, een beroepsactiviteit in de lidstaat van wonen uitoefent, ingevolge artikel 10, lid 1, sub b‑i, van deze verordening door deze lidstaat worden uitbetaald ongeacht wie volgens de wettelijke regeling van deze staat de rechtstreekse begunstigde is. In dit geval wordt de uitbetaling van de gezinsbijslag door de lidstaat van tewerkstelling geschorst ten belope van het bedrag van de gezinsbijslag waarin de wetgeving van de lidstaat van wonen voorziet.

(cf. punt 64, dictum 2)