Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 27 juli 2004 ingesteld door Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

(Zaak C-317/04)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 27 juli 2004 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Europees Parlement, vertegenwoordigd door R. Passos en N. Lorenz als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Het Europees Parlement concludeert dat het den Hove behage:

─    besluit 2004/496/EG van de Raad van 17 mei 20041 nietig te verklaren;

─    verweerder te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep voert het Parlement vijf middelen aan.

Met de eerste twee middelen betwist het Parlement de rechtsgrondslag van het bestreden besluit. Het Parlement stelt in de eerste plaats dat het beroep op artikel 95 EG niet gerechtvaardigd is, met name gelet op de recente rechtspraak van het Hof met betrekking tot de uitlegging van deze bepaling; artikel 95 kan overigens geen grondslag vormen voor de bevoegdheid van de Gemeenschap om de overeenkomst te sluiten, aangezien deze de verwerking van gegevens tot doel heeft die niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van persoonsgegevens vallen. In de tweede plaats maakt deze overeenkomst een wijziging van deze richtlijn nodig, die is vastgesteld volgens de procedure van artikel 251 EG. De overeenkomst kon derhalve enkel worden gesloten met instemming van het Parlement.

Met zijn derde middel stelt het Parlement dat de overeenkomst met schending van de fundamentele rechten is gesloten, in het bijzonder met schending van essentiële aspecten van het recht op bescherming van persoonsgegevens, en dat de overeenkomst bovendien een ongerechtvaardigde inmenging in de persoonlijke levenssfeer oplevert: dit is onverenigbaar met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

Het vierde middel betreft de schending van het evenredigheidsbeginsel, met name omdat de overeenkomst in de overdracht van een buitensporig aantal persoonsgegevens van passagiers voorziet en omdat deze gegevens door de Amerikaanse autoriteiten te lang worden bijgehouden.

Het Parlement beroept zich tot slot nog op ontoereikende motivering van een optreden met toch wel bijzondere kenmerken, en op schending van het in artikel 10 EG neergelegde beginsel van loyale samenwerking geschonden, gelet op de zeer ongebruikelijke omstandigheden waarin het bestreden besluit is vastgesteld, met name tijdens de procedure betreffende een verzoek om advies 1/04 voor het Hof van Justitie over aspecten die kennelijk vragen van juridische aard deden rijzen.

____________

1 - Besluit 2004/496/EG van de Raad van 17 mei 2004 betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van PNR-gegevens ("Passenger Name Records") door luchtvaartmaatschappijen aan het Bureau of Customs and Border Protection van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PB L 183 van 20 mei 2004, blz. 83).