Language of document : ECLI:EU:C:2013:426

Gevoegde zaken C‑457/11 tot en met C‑460/11

Verwertungsgesellschaft Wort (VG Wort)

tegen

Kyocera e.a. (C‑457/11)

en

Canon Deutschland GmbH (C‑458/11)

en

Fujitsu Technology Solutions GmbH (C‑459/11)

en

Hewlett-Packard GmbH (C‑460/11)

tegen

Verwertungsgesellschaft Wort (VG Wort)

(verzoeken van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Intellectuele en industriële eigendom – Auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Richtlijn 2001/29/EG – Reproductierecht – Billijke compensatie – Begrip ‚reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert’ – Consequenties van het niet toepassen van technische voorzieningen die beschikbaar zijn ter voorkoming of beperking van niet-toegestane handelingen – Consequenties van uitdrukkelijke of impliciete toestemming voor reproductie”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 juni 2013

1.        Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Toepassing ratione temporis – Gebruikmaking van werken en ander beschermd materiaal vóór datum waarop termijn voor omzetting in nationaal recht was verstreken – Niet-toepasselijkheid van richtlijn

(Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 10, lid 2)

2.        Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Reproductierecht – Uitzonderingen en beperkingen – Voorwaarden – Billijke compensatie – Toestemming van rechthebbende voor reproductie van zijn werk of ander beschermd materiaal – Geen invloed

(Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, leden 2 en 3)

3.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Bevoegdheid van nationale rechter – Vaststelling en beoordeling van feiten van geding – Noodzaak van prejudiciële vraag en relevantie van gestelde vragen – Beoordeling door nationale rechter – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten – Vragen zonder verband met voorwerp van hoofdgeding

(Art. 267 VWEU)

4.        Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Reproductierecht – Uitzondering voor kopiëren voor privégebruik – Billijke compensatie – Niet toepassen van technische voorzieningen die beschikbaar zijn ter voorkoming of beperking van niet-toegestane handelingen – Invloed

(Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, lid 2, sub b, en 6)

5.        Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Reproductierecht – Uitzonderingen en beperkingen – Reproducties op papier of soortgelijke drager, met behulp van fotografische techniek of andere werkwijze die soortgelijk resultaat oplevert – Begrip – Reproducties die worden gemaakt middels met elkaar verbonden printer en pc – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, lid 2, sub a)

6.        Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Reproductierecht – Uitzonderingen en beperkingen – Reproducties op papier of soortgelijke drager, met behulp van fotografische techniek of andere werkwijze die soortgelijk resultaat oplevert – Billijke compensatie – Reproducties middels een één geheel vormende werkwijze met behulp van een keten van apparaten – Mogelijkheid voor lidstaten om heffing in te stellen ten laste van personen die beschikken over apparaat dat op niet-autonome wijze bijdraagt tot de één geheel vormende werkwijze voor de reproductie – Voorwaarden

(Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, lid 2, sub a)

1.        Richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij raakt de gebruikmaking van werken en ander beschermd materiaal niet in het tijdvak tussen 22 juni 2001, datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, en 22 december 2002, datum waarop de termijn voor omzetting daarvan in nationaal recht verstreek. Blijkens artikel 10, lid 2, ervan laat deze richtlijn alle vóór 22 december 2002 verrichte handelingen en verkregen rechten onverlet.

(cf. punten 27, 29, dictum 1)

2.        In het kader van een uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 5, leden 2 of 3, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, heeft een eventuele handeling waarbij een rechthebbende de reproductie van zijn werk of ander beschermd materiaal heeft toegestaan, geen invloed op de billijke compensatie, ongeacht of deze krachtens de toepasselijke bepaling van die richtlijn verplicht dan wel facultatief is voorzien.

(cf. punt 40, dictum 2)

3.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 44)

4.        De omstandigheid dat gebruik kan worden gemaakt van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, kan de in artikel 5, lid 2, sub b, van deze richtlijn gestelde voorwaarde van een billijke compensatie niet doen vervallen.

De billijke compensatie heeft immers tot doel de auteurs te vergoeden voor de schade die zij hebben geleden door de invoering van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik en bijgevolg voor de gebruikmaking van hun beschermde werken zonder hun toestemming. Het zijn de lidstaten en niet de rechthebbenden die de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik instellen en die toestaan dat voor het maken van dergelijke kopieën gebruik wordt gemaakt van werken of ander beschermd materiaal. Bijgevolg dient de lidstaat die door de instelling van deze uitzondering het kopiëren voor privégebruik heeft toegestaan, te verzekeren dat die uitzondering correct wordt toegepast en aldus handelingen waarvoor de rechthebbenden geen toestemming hebben gegeven, te beperken. De technische voorzieningen die de rechthebbenden kunnen treffen, moeten worden begrepen als technologieën, inrichtingen of onderdelen waarmee de verwezenlijking van het met de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik nagestreefde doel kan worden verzekerd en waarmee door de lidstaten in het kader van deze uitzondering niet toegestane reproducties kunnen worden belet of beperkt. Gelet op het feit dat de toepassing van die technische voorzieningen vrijwillig geschiedt, ook al bestaat de mogelijkheid daartoe, kan het feit dat die voorzieningen niet worden toegepast er dus niet toe leiden dat de billijke compensatie komt te vervallen.

Niettemin staat het de betrokken lidstaat vrij om de concrete omvang van de aan de rechthebbenden verschuldigde compensatie ervan afhankelijk te stellen of dergelijke technische voorzieningen al dan niet zijn toegepast, zodat laatstgenoemden daadwerkelijk worden aangemoedigd deze te treffen en aldus vrijwillig bijdragen tot de correcte toepassing van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik.

(cf. punten 49, 52, 53, 56‑59, dictum 3)

5.        Het begrip „reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat het reproducties omvat die worden vervaardigd met behulp van een printer en een pc, in het geval waarin deze apparaten met elkaar zijn verbonden.

Voor zover het resultaat, dat wil zeggen de analoge weergave van een werk of ander beschermd materiaal, is verzekerd, doet het aantal handelingen of de aard van de gebruikte techniek of technieken in het betrokken reproductieproces immers niet ter zake, mits evenwel de verschillende elementen of de verschillende niet-autonome fasen van die één geheel vormende werkwijze onder toezicht van dezelfde persoon plaatsvinden of verlopen en er allemaal op zijn gericht het werk of ander beschermd materiaal op papier of een soortgelijke drager te reproduceren. In die omstandigheden verzet artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 zich er niet tegen dat in het kader van de in die bepaling genoemde werkwijze verschillende apparaten worden gebruikt, daaronder begrepen apparatuur voor digitalisering.

(cf. punten 70, 72, 80, dictum 4)

6.        Het staat in beginsel aan degene die een reproductie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, vervaardigt, om de compensatie te financieren, die aan de rechthebbenden wordt uitbetaald. Het staat de lidstaten evenwel vrij om, gelet op de praktische moeilijkheden waarmee zij worden geconfronteerd, eventueel een heffing in te stellen ten laste van de personen die beschikken over de apparatuur waarmee die reproductie is gemaakt. Indien de reproducties worden gemaakt middels een één geheel vormende werkwijze met behulp van een keten van apparaten, staat het de lidstaten vrij een systeem in te stellen waarin de billijke compensatie wordt voldaan door degenen die beschikken over een apparaat dat op niet-autonome wijze bijdraagt tot de één geheel vormende werkwijze voor de reproductie van het werk of ander beschermd materiaal op de gegeven drager, voor zover die personen de mogelijkheid hebben de kosten van de heffing af te wentelen op hun klanten, met dien verstande dat het totale bedrag van de billijke compensatie die verschuldigd is als vergoeding van de door de auteur ten gevolge van die één geheel vormende werkwijze geleden schade, niet wezenlijk mag verschillen van het bedrag dat is vastgesteld voor de reproductie die middels één enkel apparaat wordt verkregen.

(cf. punten 77, 78, 80, dictum 4)