Language of document : ECLI:EU:C:2011:40

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF

1 februari 2011(1)

„Voeging”

In zaak C‑578/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing van 12 november 2010, ingekomen bij het Hof op 6 december 2010, in de procedure

Staatssecretaris van Financiën

tegen

L. A. C. van Putten,

in zaak C‑579/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing van 12 november 2010, ingekomen bij het Hof op 8 december 2010, in de procedure

Staatssecretaris van Financiën

tegen

P. Mook,

en in zaak C‑580/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing van 12 november 2010, ingekomen bij het Hof op 9 december 2010, in de procedure


Staatssecretaris van Financiën

tegen

G. Frank,

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF,

eerste advocaat-generaal Y. Bot gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van artikel 18 EG (thans artikel 21 VWEU) met het oog op een nationale wettelijke regeling waarbij de aanvang van het gebruik met een auto van het nationale wegennet aan een registratiebelasting wordt onderworpen.

2        Daar bovengenoemde zaken naar onderwerp verknocht zijn, dienen zij overeenkomstig artikel 43 van het Reglement voor de procesvoering te worden gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

De president van het Hof beschikt:

De zaken C‑578/10 tot en met C‑580/10 worden gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

Luxemburg, 1 februari 2011.

De griffier

 

      De president

A. Calot Escobar

 

      V. Skouris


1 Procestaal: Nederlands.