Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van koophandel Brussel (België) op 28 april 2011 - Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Europese Commissie tegen Otis NV e.a.

(Zaak C-199/11)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van koophandel Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster:     Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Europese Commissie

Verweersters:     Otis NV

    Kone Belgium NV

    Schindler NV

    ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV

    General Technic-Otis Sàrl

    Kone Luxembourg Sàrl

    Schindler Sàrl

    ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl

Prejudiciële vragen

1.a.    Het Verdrag zegt in artikel 282, thans [335], dat de Unie vertegenwoordigd wordt door de Commissie; - artikel 335 van het Werkingsverdrag enerzijds, en artikelen 103 en 104 van het Financieel Reglement anderzijds, stellen dat, voor wat betreft de administratieve aangelegenheden die verband houden met hun werking, de betrokken instellingen de Unie vertegenwoordigen met als mogelijk gevolg dat de instellingen, al dan niet op exclusieve wijze, zij het zijn die in rechte kunnen optreden; - het is niet twijfelachtig dat het betaald krijgen door aannemers enz. ... van overdreven prijzen als gevolg van een kartelvorming, valt onder het begrip: fraude; - in het Belgisch Nationaal recht geldt als beginsel: "Lex specialis generalibus derogat"; - in de mate dit rechtsbeginsel ook ingang vindt in het Europees recht, is het dan niet zo dat het initiatief voor het instellen van de vorderingen (behalve daar waar de Commissie zelf de aanbestedende overheid was) toekwam aan de betrokken instellingen?

1.b.     (Subsidiaire vraag): Diende minstens de Commissie niet te beschikken over een vertegenwoordigingsmandaat vanwege de instellingen om hun belangen in rechte te vrijwaren?

2.a.    Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in zijn artikel 47 en het Europees Verdrag [tot bescherming van de Rechten] van de Mens in zijn artikel 6, § 1, waarborgen aan eenieder het recht om een eerlijk proces te krijgen en tevens het daarmee samenhangend beginsel dat niemand rechter kan zijn in zijn eigen zaak; - is het met dit beginsel verzoenbaar dat de Commissie in een eerste fase optreedt als mededingingsautoriteit en het gewraakte gedrag, zegge : de kartelvorming, sanctioneert als inbreuk op artikel 81, thans artikel 101 van het Verdrag nadat zij hierin zelf het onderzoek heeft gevoerd om nadien, in een tweede fase de schadevergoedingsprocedure voor de nationale rechter voor te bereiden en de beslissing te nemen ze in te stellen terwijl het zelfde Commissielid verantwoordelijkheid draagt voor beide aangelegenheden die verknocht zijn en des te meer dat de geadieerde nationale rechter van de sanctioneringsbeslissing niet kan afwijken?

2.b.     (Subsidiaire vraag): Indien het antwoord op de vraag 2.a. positief is (Er is onverzoenbaarheid), hoe moet dan naar Europees recht het slachtoffer (De Commissie en/of de instellingen en/of de Unie) van een onrechtmatige daad (de kartelvorming) zijn recht op schadeloosstelling laten gelden, wat insgelijks een fundamenteel recht is laten gelden?

____________