Language of document : ECLI:EU:C:2014:2451

Zaak C‑364/13

International Stem Cell Corporation

tegen

Comptroller General of Patents, Designs and Trade Marks

[verzoek van de High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 98/44/EG– Artikel 6, lid 2, sub c – Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen – Stimulering van oöcyten door parthenogenese – Productie van menselijke embryonale stamcellen – Octrooieerbaarheid – Uitsluiting van ‚gebruik van menselijke embryo’s voor industriële of commerciële doeleinden’ – Begrippen ‚menselijk embryo’ en ‚organismen die het proces van ontwikkeling tot een mens in gang zetten’”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 18 december 2014

Harmonisatie van de wetgevingen – Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen – Richtlijn 98/44 – Begrip menselijk embryo – Onbevruchte menselijke eicel – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Inherent vermogen zich te ontwikkelen tot een mens – Toetsing door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn 98/44 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 2, sub c)

Artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen moet aldus worden uitgelegd dat een onbevruchte menselijke eicel die door parthenogenese is gestimuleerd zich te verdelen en zich te ontwikkelen, geen „menselijk embryo” in de zin van die bepaling is indien zij, gelet op hetgeen door de internationale medische wetenschap voldoende is beproefd en deugdelijk is bevonden, als zodanig niet het inherente vermogen bezit zich te ontwikkelen tot een mens. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie na te gaan of dat het geval is.

(cf. punten 36, 38 en dictum)