Language of document : ECLI:EU:C:2013:245

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

18 april 2013 (*)

„Hogere voorziening – Artikelen 225, lid 1, EG, 235 EG en 288, tweede alinea, EG – Vordering inzake niet-contractuele aansprakelijkheid tegen de Europese Gemeenschap – Beoordeling of geschil niet-contractueel van aard is – Bevoegdheden van gemeenschapsrechter”

In zaak C‑103/11 P,

betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 26 februari 2011,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door T. van Rijn, E. Montaguti en J. Samnadda als gemachtigden, bijgestaan door A. Berenboom, advocaat, en M. Isgour, avocat,

rekwirante,

andere partijen bij de procedure:

Systran SA, gevestigd te Parijs (Frankrijk),

Systran Luxembourg SA, gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),

vertegenwoordigd door J.‑P. Spitzer en E. De Boissieu, avocats,

verzoeksters in eerste aanleg,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Tizzano (rapporteur), kamerpresident, M. Ilešič, E. Levits, J.‑J. Kasel en M. Berger, rechters,

advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

griffier: C. Strömholm, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 april 2012,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 november 2012,

het navolgende

Arrest

1        Met haar hogere voorziening verzoekt de Europese Commissie om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 16 december 2010, Systran en Systran Luxembourg/Commissie (T‑19/07, Jurispr. blz. II‑6083; hierna: „bestreden arrest”), waarbij het Gerecht de Commissie heeft veroordeeld tot betaling van een forfaitaire vergoeding van 12 001 000 EUR aan Systran SA (hierna: „Systran”) voor de schade die zij heeft geleden ten gevolge van de schending van haar auteursrechten en van haar knowhow na een aanbesteding die de Commissie met het oog op het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem had uitgeschreven.

 Voorgeschiedenis van het geding

2        De oorspronkelijke versie van het automatische vertaalsysteem (SYStem TRANslation), „Systran Mainframe”, is in 1968 ontwikkeld en door World Translation Center Inc. (hierna: „WTC”) en andere daarmee verbonden ondernemingen (hierna samen: „WTC-groep”) in de handel gebracht.

3        Aanvankelijk was de Commissie, nadat met WTC in 1975 een overeenkomst was gesloten, begonnen dat systeem, in de „EC-Systran Mainframe”-versie daarvan, voor haar vertaaldiensten te gebruiken. Voorts heeft zij tussen 1976 en 1987 verschillende overeenkomsten met de ondernemingen van de WTC-groep gesloten om het automatische vertaalsysteem Systran te verbeteren en (in totaal negen) nieuwe talenparen te ontwikkelen.

4        Gachot SA (hierna: „Gachot”) heeft vanaf september 1985 een reeks overeenkomsten gesloten waarbij zij de ondernemingen van de WTC-groep, die eigenaar waren van de Systran-technologie en de Systran Mainframe-versie van het automatische vertaalsysteem Systran, heeft overgenomen. Naar aanleiding van deze overname is die groep omgedoopt tot Systran-groep.

5        Op 4 augustus 1987 hebben de Systran-groep en de Commissie een overeenkomst gesloten over de gemeenschappelijke organisatie van de ontwikkeling en de verbetering van het automatische vertaalsysteem Systran voor de huidige en toekomstige officiële talen van de Europese Gemeenschap en over de toepassing van dit systeem (hierna: „samenwerkingsovereenkomst”). Volgens de artikelen 11 en 12 van de samenwerkingsovereenkomst was het Belgische recht op deze overeenkomst van toepassing en diende elk geschil tussen de partijen over de uitlegging, de uitvoering of de niet-uitvoering van die overeenkomst scheidsrechterlijk te worden beslecht.

6        Voorts heeft de Commissie in 1988 en 1989 vier overeenkomsten gesloten met Gachot, die nadien zelf „Systran” ging heten, teneinde een „gebruikslicentie” voor het automatische vertaalsysteem Systran te verkrijgen voor de talenparen Duits-Engels, Duits-Frans, Engels-Grieks, Spaans-Engels en Spaans-Frans.

7        In december 1991 heeft de Commissie de samenwerkingsovereenkomst beëindigd omdat Systran haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen. Op het ogenblik dat de samenwerkingsovereenkomst werd beëindigd, omvatte de EC-Systran Mainframe-versie van het automatische vertaalsysteem Systran zestien taalversies.

8        Vervolgens heeft de Systran-groep een nieuwe versie van het automatische vertaalsysteem Systran ontwikkeld en in de handel gebracht die onder de besturingssystemen Unix en Windows kon werken, te weten Systran Unix, terwijl de Commissie, voor een deel met de hulp van een externe contractant, de EC-Systran Mainframe-versie van dat systeem ontwikkelde, die werkte onder het besturingssysteem Mainframe, dat incompatibel was met de besturingssystemen Unix en Windows.

9        Om ervoor te zorgen dat de EC-Systran Mainframe-versie van het automatische vertaalsysteem Systran zou kunnen werken onder Unix en Windows, hebben Systran Luxembourg SA (hierna: „Systran Luxembourg”) en de Commissie nadien vier overeenkomsten gesloten waaruit het automatische vertaalsysteem met de naam „EC-Systran Unix” is voortgekomen (hierna: „migratieovereenkomsten”).

10      Toen in december 1997 de eerste migratieovereenkomst werd gesloten is Systran ermee akkoord gegaan, ten eerste, dat de Commissie het merk Systran stelselmatig gebruikt voor elk automatisch vertaalsysteem dat is gebaseerd op het oorspronkelijke automatische vertaalsysteem Systran, enkel met het oog op de verspreiding of de terbeschikkingstelling van dat systeem en, ten tweede, dat de Commissie de producten van Systran voor haar interne behoeften in een Unix- en/of Windows-omgeving gebruikt.

11      Artikel 13 van de eerste migratieovereenkomst bepaalde dat „de Commissie onmiddellijk [wordt] ingelicht over alle resultaten die [Systran Luxembourg] in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst heeft behaald en van elk octrooi dat zij in dit kader heeft verkregen; dit resultaat of dit octrooi behoort toe aan de Europese Gemeenschappen, die er vrij over kunnen beschikken, behoudens wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigendomsrechten bestaan” en dat „het automatische vertaalsysteem van de Commissie en alle onderdelen ervan eigendom [blijven] van de Commissie, zelfs indien dit systeem tijdens de uitvoering van de overeenkomst is gewijzigd, behoudens wanneer er reeds industriële- of intellectuele-eigendomsrechten bestaan”.

12      Volgens de artikelen 15 en 16 van de eerste migratieovereenkomst was het Luxemburgse recht op de overeenkomst van toepassing en vielen alle geschillen tussen de partijen met betrekking tot deze overeenkomst onder de bevoegdheid van de Luxemburgse gerechten.

13      Voorts was in het eerste aanhangsel bij de vierde migratieovereenkomst bepaald dat deze overeenkomst afliep op 15 maart 2002 en was daarin met name gepreciseerd dat Systran Luxembourg op die datum actuele bewijzen moest leveren van alle intellectuele- en industriële-eigendomsrechten met betrekking tot het automatische vertaalsysteem Systran waarop de Systran-groep aanspraak maakte. Volgens de Commissie heeft Systran Luxembourg haar deze informatie niet verstrekt.

14      Op 4 oktober 2003 heeft de Commissie een aanbesteding uitgeschreven voor het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem „EC-Systran Unix”. In het kader van deze aanbesteding zijn twee van de tien percelen van de aanbesteding aan Gosselies SA (hierna: „Gosselies”) gegund.

15      Nadat Systran de Commissie bij brief van 31 oktober 2003 te kennen had gegeven dat de door laatstgenoemde geplande werkzaamheden afbreuk zouden kunnen doen aan de intellectuele-eigendomsrechten van Systran, antwoordde de Commissie dat de Systran-groep niet het bewijs had geleverd van de door Systran ingeroepen intellectuele-eigendomsrechten op de Systran-software voor automatisch vertalen en dat zij bijgevolg meende dat Systran niet het recht had zich te verzetten tegen de werkzaamheden van de onderneming waaraan de opdracht in het kader van de aanbesteding was gegund.

 Procedure voor het Gerecht en bestreden arrest

16      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 25 januari 2007, hebben Systran en Systran Luxembourg beroep ingesteld strekkende tot vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden ten gevolge van onrechtmatigheden bij een aanbesteding die de Commissie met het oog op het onderhoud en de taalkundige verbetering van haar automatische vertaalsysteem had uitgeschreven.

17      In het bijzonder hebben deze ondernemingen het Gerecht verzocht, ten eerste, de onmiddellijke staking te bevelen van de door de Commissie gepleegde auteursrechtelijke inbreuk en van de openbaarmaking van gegevens door haar, ten tweede de inbeslagneming of de vernietiging te bevelen van bepaalde IT-gegevens in handen van de Commissie en Gosselies, ten derde, de Commissie te veroordelen tot betaling van ten minste 1 170 328 EUR aan Systran Luxembourg en 48 804 000 EUR, zo nodig te vermeerderen, aan Systran, ten vierde, publicatie van de te wijzen uitspraak van het Gerecht te gelasten in gespecialiseerde kranten en tijdschriften en op gespecialiseerde websites, op kosten van de Commissie en, ten vijfde, de Commissie te verwijzen in de kosten.

18      Alvorens in te gaan op de zaak ten gronde heeft het Gerecht vooraf de door de Commissie opgeworpen middelen van niet-ontvankelijkheid van het beroep onderzocht.

19      Het eerste van deze middelen betreft de niet-ontvankelijkheid van de vordering tot veroordeling van de Commissie tot vergoeding van schade die Systran en Systran Luxembourg stellen te hebben geleden vanwege de contractuele grondslag van de vordering. Het Gerecht heeft in dit verband in de punten 57 tot en met 64 van het bestreden arrest de beginselen inzake de rechterlijke bevoegdheid op contractueel en niet-contractueel gebied in herinnering gebracht.

20      Na die precisering heeft het Gerecht in het kader van het onderzoek van de schadevordering van Systran en Systran Luxembourg, in de punten 68 tot en met 77 van het bestreden arrest vastgesteld dat deze ondernemingen voldoende elementen hadden aangevoerd om te kunnen concluderen dat de Systran-groep zich kon beroepen op auteursrechten op de Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran, en dat de Commissie de bevoegdheid van het Gerecht niet met succes heeft kunnen betwisten door te stellen dat de Systran-groep de door haar aangevoerde auteursrechten op die versie niet bezat.

21      Wat de knowhow betreft, heeft het Gerecht in de punten 78 tot en met 81 van het bestreden arrest vastgesteld, ten eerste, dat zakengeheimen technische inlichtingen over knowhow omvatten en dat de mededeling daarvan, niet alleen aan het publiek, maar ook eenvoudigweg aan een derde, de belangen van degene van wie deze inlichtingen afkomstig zijn ernstig kan schaden en, ten tweede, dat technische gegevens die deel uitmaken van de zakengeheimen van een onderneming en die voor specifieke doeleinden aan de Commissie zijn meegedeeld, niet zonder de toestemming van de betrokken onderneming voor andere doeleinden aan een derde kunnen worden meegedeeld.

22      Het Gerecht kwam aldus in punt 82 van het bestreden arrest tot de slotsom dat Systran en Systran Luxembourg rechtens genoegzaam hadden aangetoond dat de Commissie haar niet-contractuele verplichtingen in verband met de auteursrechten op, en de knowhow met betrekking tot, de Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran niet was nagekomen, zodat het Gerecht krachtens artikel 235 EG bevoegd was.

23      Het Gerecht heeft vervolgens in de punten 84 tot en met 102 van het bestreden arrest onderzocht of uit het dossier bleek dat met de talrijke overeenkomsten tussen de WTC-groep en de Systran-groep (hierna: „WTC/Systran-groep”) enerzijds en de Commissie anderzijds, aan deze instelling contractuele toestemming was verleend om informatie die mogelijkerwijs auteursrechtelijk en op grond van de betrokken knowhow van de Systran-groep beschermd was, zonder akkoord van Systran en Systran Luxembourg bekend te maken aan een derde, in casu aan Gosselies.

24      Gelet op al deze overwegingen heeft het Gerecht in punt 104 van het bestreden arrest het eerste door de Commissie aangevoerde middel van niet-ontvankelijkheid afgewezen.

25      Het tweede middel van niet-ontvankelijkheid, dat het verzoekschrift onduidelijk is, is door het Gerecht in de punten 107 tot en met 110 van het bestreden arrest ongegrond verklaard.

26      In de punten 113 tot en met 117 van het bestreden arrest heeft het Gerecht ook het derde middel van niet-ontvankelijkheid, ontleend aan zijn onbevoegdheid om in het kader van een beroep tot schadevergoeding uitspraak te doen over auteursrechtelijke inbreuken, afgewezen met de overweging dat het begrip schending van het auteursrecht in casu samen met het begrip bescherming van het vertrouwelijke karakter van knowhow was gehanteerd, louter om het gedrag van de Commissie als onrechtmatig te kwalificeren in het kader van een beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid.

27      Ten slotte heeft het Gerecht in de punten 118 tot en met 124 van het bestreden arrest de excepties van niet-ontvankelijkheid verworpen die waren opgeworpen tegen de andere door Systran en Systran Luxembourg ingestelde vorderingen dan schadevergoeding.

28      In het kader van de analyse ten gronde van de schadevordering heeft het Gerecht om te beginnen in de punten 137 tot en met 147 van het bestreden arrest geverifieerd of de Systran Unix-versie en de EC-Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran wezenlijke gelijkenis vertoonden, en geoordeeld dat Systran en Systran Luxembourg zich aldus met een beroep op de rechten van de Systran-groep op de Systran Unix-versie van dat systeem ertegen konden verzetten dat de afgeleide EC-Systran Unix-versie zonder hun toestemming aan een derde werd vrijgegeven. In dit verband heeft het Gerecht in de punten 148 tot en met 157 van dat arrest de argumenten van de Commissie afgewezen die ertoe strekten te ontkennen dat Systran en Systran Luxembourg rechten hadden nu die EC-Systran Unix-versie slechts het resultaat was van de migratie van de EC-Systran Mainframe-versie van het automatische vertaalsysteem Systran naar een andere IT-omgeving, omdat deze argumenten te algemeen van aard waren en er geen technische bewijzen waren aangevoerd.

29      Vervolgens heeft het Gerecht, na in punt 158 van het bestreden arrest in herinnering te hebben gebracht waarin de aan de Commissie verweten gedraging bestond, in de punten 200 tot en met 261 van dat arrest op algemene wijze de onrechtmatigheid van die gedraging onderzocht.

30      In het kader van die analyse heeft het ten eerste in de punten 201 en 204 tot en met 215 van het bestreden arrest bepaald dat Systran en Systran Luxembourg zich konden beroepen op het recht zich te verzetten tegen de door de Commissie aan een derde opgedragen werkzaamheden betreffende bepaalde aspecten van de EC-Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran, door zich met name te baseren op het vermoeden van het intellectuele-eigendomsrecht, als vervat in artikel 5 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157, blz. 45), dat bepaalt dat, opdat de auteur van een werk als zodanig wordt beschouwd, het voldoende is dat zijn naam op het werk vermeld staat. In de punten 202 en 216 tot en met 222 van dat arrest heeft het Gerecht vastgesteld dat de Commissie niet in staat was geweest aan te tonen dat zij op grond van de overeenkomsten die sinds 1975 met de Systran-groep zijn gesloten en van de in het kader daarvan verstrekte financiering over de nodige toestemming beschikte om deze software te gebruiken en aan derden vrij te geven, zoals zij na de gunning van de litigieuze opdracht heeft gedaan.

31      Ten tweede heeft het Gerecht in de punten 228 tot en met 260 van het bestreden arrest de aard van de aan een derde toevertrouwde werkzaamheden onderzocht, teneinde na te gaan of zij konden leiden tot de wijziging of de overdracht van elementen van de Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran die in de EC-Systran Unix-versie van dat system zijn terug te vinden, of van daarin vervatte informatie.

32      In punt 261 van het bestreden arrest kwam het Gerecht aldus tot de slotsom dat de Commissie inbreuk had gemaakt op de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten ter zake gemeen hebben. Volgens het Gerecht vormde deze onrechtmatige handeling een voldoende gekwalificeerde schending van de auteursrechten van de Systran-groep op de Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran en van haar knowhow dienaangaande, en bracht zij de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap mee.

33      Daarop heeft het Gerecht in de punten 262 tot en met 325 van het bestreden arrest de door Systran en Systran Luxembourg geleden schade en het causale verband tussen die schade en de onrechtmatige handeling van de Commissie onderzocht.

34      Aan het eind van dat onderzoek kwam het Gerecht in punt 326 van het dat arrest tot de slotsom dat een forfaitair bedrag van 12 001 000 EUR aan Systran diende te worden toegekend ter vergoeding van de schade die zij door de gedraging van de Commissie had geleden.

35      Voor het overige heeft het Gerecht in de punten 329 tot en met 332 van het bestreden arrest de door Systran en Systran Luxembourg gevraagde andere maatregelen dan de toekenning van schadevergoeding van de hand gewezen.

 Vorderingen van partijen

36      Met haar hogere voorziening verzoekt de Commissie het Hof:

–        het bestreden arrest te vernietigen;

–        het beroep tot schadevergoeding te verwerpen;

–        Systran en Systran Luxembourg te verwijzen in de kosten van beide instanties, en

–        subsidiair, het bestreden arrest te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht.

37      Systran en Systran Luxembourg verzoeken het Hof:

–        de hogere voorziening af te wijzen, en

–        Commissie te verwijzen in de kosten.

 Verzoek om heropening van de mondelinge behandeling

38      De mondelinge behandeling is op 15 november 2012 gesloten nadat de advocaat-generaal conclusie had genomen.

39      Bij brief van 14 december 2012 hebben Systran en Systran Luxembourg het Hof verzocht de heropening van de mondelinge behandeling te gelasten.

40      Tot staving van dit verzoek betogen zij dat in de conclusie van de advocaat-generaal van 15 november 2012 nieuwe argumenten worden besproken waarover partijen nooit hun standpunten hebben kunnen uitwisselen.

41      Dienaangaande zij opgemerkt dat het Hof krachtens artikel 83 van zijn Reglement voor de procesvoering in elke stand van het geding, de advocaat-generaal gehoord, de heropening van de mondelinge behandeling kan gelasten, onder meer wanneer het zich onvoldoende voorgelicht acht, of wanneer een zaak moet worden beslecht op grond van een argument waarover de partijen of de in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde belanghebbenden hun standpunten niet voldoende hebben kunnen uitwisselen (zie arrest van 22 november 2012, Bank Handlowy en Adamiak, C‑116/11, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

42      In casu is het Hof, de advocaat-generaal gehoord, van oordeel dat het over alle noodzakelijke gegevens beschikt om de gerezen vragen te kunnen beantwoorden, en dat partijen hun standpunten over deze gegevens ten overstaan van het Hof hebben uitgewisseld.

43      Derhalve dient het verzoek van Systran en van Systran Luxembourg om heropening van de mondelinge behandeling te worden afgewezen.

 Hogere voorziening

44      Tot staving van haar hogere voorziening voert de Commissie acht middelen aan.

45      Het eerste middel is ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht, aangezien het heeft geconcludeerd dat het geschil niet‑contractueel van aard was. Het tweede middel betreft schending van de rechten van verdediging en van de regels inzake de bewijsvoering. In haar derde middel stelt de Commissie dat het Gerecht de auteursrechtelijke regels onjuist heeft toegepast met betrekking tot het bewijs van het bezit van de rechten waar Systran zich op beroept. In haar vierde en vijfde middel stelt de Commissie dat het Gerecht bij de beoordeling of haar optreden onrechtmatig of onwettig en de gestelde onrechtmatigheid voldoende gekwalificeerd was, een kennelijke fout heeft gemaakt. In haar zesde middel stelt de Commissie dat het Gerecht enerzijds een fout heeft gemaakt bij de uitlegging van de uitzondering van artikel 5 van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 122, blz. 42), en anderzijds het bestreden arrest onvoldoende heeft gemotiveerd met betrekking tot de uitzondering van artikel 6 van de genoemde richtlijn. Het zevende middel is gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van het bestaan van een voldoende rechtstreeks causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de beweerde schade. Tot slot is het achtste middel ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting bij de vaststelling van de schadevergoeding op 12 001 000 EUR.

 Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling dat het geschil niet‑contractueel van aard is

 Argumenten van partijen

46      De Commissie betoogt ten eerste dat het Gerecht het arrest van 20 mei 2009, Guigard/Commissie (C‑214/08 P) verkeerd heeft toegepast. In punt 43 van dat arrest is vastgesteld dat het loutere beroep op rechtsregels die niet voortvloeien uit de betrokken overeenkomst maar nochtans verbindend zouden zijn voor de partijen, niet tot gevolg kan hebben dat de contractuele aard van het geschil wordt gewijzigd en dat het aldus wordt onttrokken aan de rechtsmacht van de bevoegde rechter. Anders zou de aard van het geschil en dus de bevoegde rechter naargelang van de door de partijen ingeroepen regels aan wijziging onderhevig zijn, wat in strijd zou zijn met de regels inzake de materiële bevoegdheid van de verschillende rechterlijke instanties.

47      Vanuit dat oogpunt had het Gerecht volgens de Commissie aan de hand van de verschillende relevante elementen van het dossier moeten onderzoeken of de door Systran en Systran Luxembourg ingestelde vordering tot schadevergoeding op objectieve en algemene wijze berustte op contractuele dan wel op niet-contractuele verplichtingen op basis waarvan aldus de contractuele of niet-contractuele grondslag van het geschil kon worden bepaald. De aard van een bewering is immers geen beslissende factor bij de vaststelling van de bevoegdheid van de gemeenschapsrechter in dit opzicht. Daaruit volgt dat een geschil over een auteursrecht dat voortvloeit uit een licentie- of een cessieovereenkomst, contractueel van aard is, aangezien de beslechting van dat geschil noodzakelijkerwijs afhangt van de uitlegging van de door de betrokken partijen overeengekomen modaliteiten voor de overdracht of de concessie van dat recht.

48      Indien het zou volstaan dat Systran een handelwijze inroept die de contractsbepalingen naar haar mening niet toelieten, om haar geschil met de Commissie tot een geschil te maken dat onder de niet-contractuele aansprakelijkheid valt, zou dit aldus tot een ongerechtvaardigde uitbreiding van de werkingssfeer van artikel 235 EG ten koste van artikel 238 EG leiden.

49      Ten tweede betoogt de Commissie dat het Gerecht onjuiste juridische beoordelingen heeft gemaakt ten aanzien van de uitlegging van de rechten die zijn verleend bij de talrijke contractuele documenten en brieven die in eerste aanleg zijn aangevoerd, waaronder met name de overeenkomst van 22 december 1975 tussen haar en WTC, de in de periode van 1976 tot 1987 met ondernemingen van de WTC-groep gesloten overeenkomsten, waaronder in het bijzonder de overeenkomst tot technische samenwerking van 18 januari 1985 met Gachot, de samenwerkingsovereenkomst, de met Gachot in 1988 en 1989 gesloten licentieovereenkomsten en de migratieovereenkomsten.

50      Immers, hoewel het Gerecht erkent dat de Commissie specifieke contractuele rechten heeft, in het bijzonder „gebruiksrechten”, op de EC-Systran Unix-versie van het automatische vertaalsysteem Systran, heeft het de inhoud en de exacte aard van deze rechten niet op passende wijze beoordeeld.

51      Aldus heeft het Gerecht een verkeerde uitlegging, of zelfs een verkeerde voorstelling, gegeven van de duidelijke betekenis van bovenbedoelde overeenkomsten, waardoor het tot een verkeerde beoordeling van de aard van het geschil is gekomen.

52      Ten derde, ten slotte, beroept de Commissie zich op schending van de interpretatieregels voor overeenkomsten, omdat het Gerecht de migratieovereenkomsten, en met name artikel 13 van de eerste daarvan, niet aldus kan uitleggen dat dit artikel de Commissie geen enkel recht toekent. In dit verband voert zij aan dat het Gerecht tevens ten onrechte heeft geoordeeld dat, gegeven het feit dat Systran geen ondertekenaar van de migratieovereenkomsten was, deze op grond van het beginsel van de relatieve werking van overeenkomsten als zodanig niet tegen haar konden worden ingeroepen.

53      Systran en Systran Luxembourg menen integendeel dat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van het reeds aangehaalde arrest Guigard/Commissie. Om zijn bevoegdheid vast te stellen heeft het Gerecht het geschil immers niet enkel in het licht van de door die ondernemingen ingeroepen juridische regels onderzocht, maar heeft het het grootste deel van de overwegingen van het bestreden arrest aan het onderzoek van de door de Commissie overgelegde overeenkomsten gewijd. In het bijzonder in punt 62 van dat arrest heeft het Gerecht in herinnering gebracht dat het bij de beoordeling van zijn bevoegdheid perfect de inhoud van een overeenkomst kan onderzoeken, zoals het elk document onderzoekt dat een van de partijen ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, om uit te maken of deze overeenkomst afbreuk kan doen aan de toegewezen bevoegdheid die hem bij artikel 235 EG uitdrukkelijk is verleend.

54      Vanuit dat oogpunt heeft het Gerecht volgens hen in de punten 71 tot en met 100 van het bestreden arrest vastgesteld dat de aangevoerde overeenkomsten geen enkele clausule inzake de overdracht van rechten bevatten en geen bepalingen waarbij het de Commissie werd toegestaan om werkzaamheden te laten verrichten of zelf te verrichten die inbreuk maakten op het auteursrecht van Systran, en evenmin om informatie die mogelijkerwijs door het auteursrecht wordt beschermd, aan een derde te verstrekken.

55      Daaruit volgt volgens hen dat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting in de uitlegging van die overeenkomsten, daar deze volledig irrelevant zijn voor de vaststelling van de rechterlijke bevoegdheid in casu, en dat het in de punten 101 tot en met 104 van het bestreden arrest op goede gronden heeft geoordeeld dat het betrokken geschil van niet-contractuele aard was.

 Beoordeling door het Hof

56      Het EG-Verdrag voorziet in een bevoegdheidsverdeling tussen de gemeenschapsrechter en de nationale rechterlijke instanties aangaande rechtsvorderingen tegen de Gemeenschap waarbij zij aansprakelijk wordt gesteld voor schade (arrest van 29 juli 2010, Hanssens-Ensch, C‑377/09, Jurispr. blz. I‑7751, punt 16).

57      In het bijzonder zijn overeenkomstig artikel 240 EG de nationale rechterlijke instanties bevoegd om kennis te nemen van geschillen waarin de Gemeenschap partij is, behoudens die waarvoor het Verdrag de bevoegdheid aan het Hof dan wel aan het Gerecht verleent (zie arresten van 9 oktober 2001, Flemmer e.a., C‑80/99–C‑82/99, Jurispr. blz. I‑7211, punt 39, en Guigard/Commissie, reeds aangehaald, punt 39).

58      Geen enkele verdragsbepaling verleent het Hof of het Gerecht evenwel de bevoegdheid om kennis te nemen van geschillen inzake de contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap, met uitzondering van artikel 238 EG. Dit artikel veronderstelt echter het bestaan van een arbitragebeding vervat in een door of namens de Gemeenschap gesloten overeenkomst (zie reeds aangehaalde arresten Flemmer e.a., punt 42, en Guigard/Commissie, punten 40 en 41), en vormt daardoor een bevoegdheid waarmee wordt afgeweken van het gemene recht en die derhalve strikt moet worden uitgelegd (zie arresten van 18 december 1986, Commissie/Zoubek, 426/85, Jurispr. blz. 4057, punt 11, en 20 februari 1997, IDE/Commissie, C‑114/94, Jurispr. blz. I‑803, punt 82).

59      Geschillen over de contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap vallen dus, gelet op artikel 240 EG, bij het ontbreken van een arbitragebeding, onder de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties (arrest Hanssens-Ensch, punt 19).

60      Geschillen over de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap vallen daarentegen onder de bevoegdheid van de gemeenschapsrechter. Artikel 235 EG, juncto artikel 225, lid 1, EG, bepaalt immers dat het Hof en het Gerecht bevoegd zijn om kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in de tweede alinea van artikel 288 EG bedoelde schade, welke alinea juist betrekking heeft op deze niet‑contractuele aansprakelijkheid. Deze bevoegdheid van de gemeenschapsrechter is exclusief (zie in die zin arresten van 13 maart 1992, Vreugdenhil/Commissie, C‑282/90, Jurispr. blz. I‑1937, punt 14, en 26 november 2002, First en Franex, C‑275/00, Jurispr. blz. I‑10943, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak, alsmede Hanssens-Ensch, reeds aangehaald, punt 17). Deze rechter moet nagaan of aan een reeks cumulatieve voorwaarden is voldaan, te weten de onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging, het daadwerkelijk bestaan van schade en een causaal verband tussen de aangevoerde gedraging en de gestelde schade, welke voorwaarden vervuld moeten zijn voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap (zie arrest van 9 november 2006, Agraz e.a./Commissie, C‑243/05 P, Jurispr. blz. I‑10833, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

61      Uit het voorgaande volgt dat om te bepalen welke rechter bevoegd is om kennis te nemen van een bepaalde schadevordering tegen de Gemeenschap, moet worden onderzocht of deze vordering betrekking heeft op de contractuele dan wel op de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap (arrest Hanssens-Ensch, reeds aangehaald, punt 20).

62      In dit verband moet worden vastgesteld dat het begrip niet-contractuele aansprakelijkheid in de zin van de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG, dat autonoom van aard is, moet worden uitgelegd in het licht van het doel ervan, te weten een bevoegdheidsverdeling tussen de gemeenschapsrechter en de nationale rechterlijke instanties.

63      In deze context moet de gemeenschapsrechter, wanneer bij hem een schadevordering is ingesteld, alvorens zich over het geding ten gronde uit te spreken, vooraf vaststellen of hij bevoegd is, middels een onderzoek naar de aard van de ingeroepen aansprakelijkheid en dus de aard van het betrokken geschil.

64      Daarvoor kan deze rechter zich niet enkel baseren op de door partijen aangevoerde normen.

65      Zoals de Commissie opmerkt in haar eerste middel, dat in punt 46 van het onderhavige arrest is weergegeven, heeft het Hof reeds geoordeeld dat het loutere beroep op rechtsregels die niet voortvloeien uit een in casu relevante overeenkomst, maar nochtans verbindend zouden zijn voor de partijen, niet tot gevolg kan hebben dat de contractuele aard van het geschil wordt gewijzigd en dat het aldus wordt onttrokken aan de rechtsmacht van de bevoegde rechter. Anders zou de aard van het geschil en dus de bevoegde rechter naargelang van de door de partijen ingeroepen regels aan wijziging onderhevig zijn, wat in strijd zou zijn met de regels inzake de materiële bevoegdheid van de verschillende rechterlijke instanties (arrest Guigard/Commissie, reeds aangehaald, punt 43).

66      De gemeenschapsrechter dient daarentegen na te gaan of het bij hem ingestelde beroep tot schadevergoeding betrekking heeft op een schadevordering die objectief en algemeen op rechten en verplichtingen van contractuele dan wel van niet-contractuele oorsprong berust. Daartoe moet deze rechter, zoals de advocaat-generaal in de punten 49 en 50 van zijn conclusie heeft opgemerkt, aan de hand van een analyse van de verschillende bestanddelen van het dossier, zoals onder meer de beweerdelijk geschonden rechtsregel, de aard van de aangevoerde schade, de verweten handelwijze en de tussen de betrokken partijen bestaande rechtsverhoudingen, nagaan of er tussen hen sprake is van een werkelijke contractuele context, verband houdend met het voorwerp het geding, waarvan diepgaand onderzoek noodzakelijk blijkt om dat geding te kunnen beslechten.

67      Indien uit de voorafgaande analyse van die gegevens blijkt dat uitlegging van de inhoud van een of meer tussen de partijen gesloten overeenkomsten noodzakelijk is om de gegrondheid van de vorderingen van de verzoeker vast te stellen, is de gemeenschapsrechter gehouden in dat stadium zijn onderzoek van het geding stop te zetten en zich – bij het ontbreken van een arbitragebeding in die overeenkomsten – onbevoegd te verklaren voor de beslechting daarvan. In een dergelijke situatie zou het onderzoek van het tegen de Gemeenschap ingestelde beroep tot schadevergoeding de beoordeling van rechten en verplichtingen van contractuele aard impliceren, waarvoor krachtens artikel 240 EG de nationale rechterlijke instanties bevoegd blijven.

68      De gegrondheid van het eerste middel van de Commissie dient in het licht van deze beginselen te worden beoordeeld.

69      In casu moet worden vastgesteld dat het Gerecht in het kader van het onderzoek van de ontvankelijkheid van het door Systran en Systran Luxembourg ingestelde beroep eerst, in punt 60 van het bestreden arrest, op goede gronden heeft geconstateerd dat het, om te bepalen of het bevoegd was krachtens artikel 235 EG, aan de hand van de verschillende relevante elementen van het dossier diende te onderzoeken of de door Systran en Systran Luxembourg ingestelde vordering tot schadevergoeding op objectieve en algemene wijze berustte op contractuele dan wel niet-contractuele verplichtingen, op basis waarvan de grondslag van het geding kon worden bepaald.

70      In dat punt 60 heeft het Gerecht vervolgens evenwel vastgesteld dat deze elementen met name kunnen worden afgeleid uit het onderzoek van de vorderingen van de partijen, uit de gebeurtenis die de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd heeft veroorzaakt, en uit de inhoud zelf van de contractuele of niet-contractuele bepalingen die zijn aangevoerd om het betrokken geschilpunt te beslechten.

71      Vanuit dat oogpunt heeft het Gerecht aldus in punt 62 van het bestreden arrest overwogen dat het onderzoek van de inhoud van de verschillende overeenkomsten die de WTC/Systran-groep en de Commissie in de periode van 1975 tot 2002 hebben gesloten, tot het onderzoek van zijn bevoegdheid behoorde en als zodanig niet tot gevolg had dat de aard van het geschil werd gewijzigd doordat hieraan een contractuele grondslag werd gegeven. Het Gerecht heeft aldus geoordeeld dat het perfect de inhoud van een overeenkomst kon onderzoeken, zoals het elk document onderzoekt dat een van de partijen ter ondersteuning van haar betoog aanvoert, om uit te maken of deze overeenkomst afbreuk kan doen aan de toegewezen bevoegdheid die hem bij artikel 235 EG uitdrukkelijk is verleend, en dat dit onderzoek deel uitmaakte van de beoordeling van de feiten die waren aangevoerd om zijn bevoegdheid aan te tonen.

72      Voorts heeft het Gerecht in punt 63 van het bestreden arrest, waarin het, ter vergelijking, verwijst naar het reeds aangehaalde arrest Guigard/Commissie, daaraan toegevoegd dat in de onderhavige zaak, waarin Systran en Systran Luxembourg zich enkel op de niet-nakoming van niet-contractuele verplichtingen baseerden, het enkele feit dat hun medecontractant contractuele verplichtingen aanvoert die geen betrekking hebben op de litigieuze gedraging, niet tot gevolg kon hebben dat de niet-contractuele aard van het geding werd gewijzigd en dat dit aan de bevoegdheid van de betrokken rechterlijke instantie werd onttrokken.

73      Na de precisering, in punt 64 van het bestreden arrest, dat de partij die de niet-nakoming van een verplichting aanvoert, dient aan te tonen wat deze verplichting inhoudt en te bewijzen dat deze geldt in de omstandigheden van de betrokken zaak, heeft het Gerecht ten eerste, in de punten 65 tot en met 82 van dat arrest, de inhoud van de door Systran en Systran Luxembourg ingediende schadevordering onderzocht, en met name het bewijs van het bezit van de beweerdelijk geschonden rechten. Ten tweede heeft het in de punten 84 tot en met 102 van dat arrest de onrechtmatigheid van de aan de Commissie verweten gedraging onderzocht middels een gedetailleerde analyse van de talrijke in de periode van 1975 tot 2002 tussen partijen gesloten overeenkomsten, teneinde na te gaan of er sprake was van een eventuele contractuele toestemming op grond waarvan die gedraging van de Commissie was toegestaan.

74      Na die analyse was het Gerecht van oordeel dat deze instelling niet over een dergelijke toestemming beschikte en heeft het in punt 104 van het bestreden arrest de stellingen van de Commissie dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het op een overeenkomst was gebaseerd, afgewezen.

75      Vastgesteld moet worden dat het Gerecht, door aldus te oordelen, op meerdere punten blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van de in de punten 63 tot en met 67 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte beginselen, die gelden voor de vaststelling van de rechterlijke bevoegdheid in het kader van tegen de Gemeenschap gerichte beroepen tot schadevergoeding, alsmede bij de juridische kwalificatie van de contractuele betrekkingen tussen de WTC/Systran-groep en de Commissie, hetgeen ertoe heeft geleid dat het de regels betreffende zijn rechterlijke bevoegdheid, zoals deze zijn vastgelegd in de artikelen 225, lid 1, EG, 235 EG en 240 EG, heeft geschonden.

76      Enerzijds heeft het Gerecht zich, teneinde te bepalen of het bij hem aanhangig gemaakte geding al dan niet contractueel van aard was en zijn eigen bevoegdheid vast te stellen, er in het aan de ontvankelijkheid van het beroep gewijde deel immers niet toe beperkt na te gaan of er, gelet op de verschillende bestanddelen van het dossier, tussen partijen een werkelijke contractuele context bestond, die verband hield met het voorwerp van het geschil en waarvan diepgaand onderzoek noodzakelijk bleek voor de beslechting van het geding ten gronde.

77      In punt 62 van het bestreden arrest heeft het Gerecht daarentegen ten onrechte geoordeeld dat het specifieke en concrete onderzoek van de inhoud van de verschillende tussen 1975 en 2002 tussen de WTC/Systran-groep en de Commissie gesloten overeenkomsten tot het onderzoek van zijn bevoegdheid behoorde, aangezien de inhoud van een overeenkomst perfect kon worden onderzocht, alsof het daarbij om een willekeurig document van het dossier ging.

78      Op grond daarvan heeft het Gerecht in de punten 84 tot en met 102 van het bestreden arrest, in het kader van de vaststelling van zijn bevoegdheid, gedetailleerd de inhoud van de talrijke overeenkomsten onderzocht die van 1975 tot 2002 de economische en handelsbetrekkingen tussen de WTC/Systran-groep en de Commissie beheersten, teneinde na te gaan of de Commissie over toestemming beschikte om gegevens die waren beschermd door het auteursrecht en de knowhow van Systran op de Systran Unix‑versie van het automatische vertaalsysteem Systran, aan derden bekend te maken, daar het van oordeel was dat de contractuele aard van de aansprakelijkheid van de Gemeenschap afhing van het bestaan van die toestemming. Een dergelijk onderzoek betreft evenwel, zoals de Commissie in haar eerste middel op goede gronden betoogt, de rechtmatigheid dan wel onrechtmatigheid van de aan deze instelling verweten gedraging, en behoort dus tot het geding ten gronde en niet tot de voorafgaande vaststelling van de aard van dat geding.

79      Anderzijds heeft het Gerecht in de punten 84 tot en met 102 van het bestreden arrest ook blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de juridische kwalificatie van de tussen 1975 en 2002 tussen de WTC/Systran-groep en de Commissie gesloten overeenkomsten, voor zover het in het licht van de verschillende bestanddelen van het dossier heeft geoordeeld dat het bestaan van deze overeenkomsten niet van invloed was op de kwalificatie van het geschil in de zin van artikel 235 EG.

80      Zoals het Gerecht in de punten 62 en 63 van het bestreden arrest heeft vastgesteld, volstaat het in dit verband weliswaar niet louter te stellen dat er een contractuele relatie met de verzoekende partij is of dat er verplichtingen van contractuele oorsprong zijn die geen betrekking hebben op de litigieuze gedraging, om de aard van het geschil te kunnen wijzigen doordat daaraan een contractuele grondslag wordt gegeven. Dit neemt evenwel niet weg dat wanneer, gelet op de inhoud van het tegen de Gemeenschap ingestelde beroep tot schadevergoeding, de uitlegging van een of meer tussen de betrokken partijen gesloten overeenkomsten noodzakelijk blijkt om de rechtmatigheid of onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging vast te stellen, het geschil is onttrokken aan de bevoegdheid van de gemeenschapsrechter.

81      Zoals de advocaat-generaal in punt 70 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is dit in casu nu juist het geval. Vaststaat immers dat de talrijke door de Commissie voor het Gerecht aangevoerde contractuele documenten, waarop zij in haar eerste middel van de hogere voorziening nogmaals heeft gewezen, waaronder met name de overeenkomst van 22 december 1975 tussen haar en WTC, de tussen 1976 en 1987 met ondernemingen van de WTC-groep gesloten overeenkomsten, waaronder in het bijzonder de met Gachot gesloten overeenkomst tot technische samenwerking van 18 januari 1985, de samenwerkingsovereenkomst, de met Gachot in 1988 en in 1989 gesloten licentieovereenkomsten en de migratieovereenkomsten, een werkelijke contractuele context opleveren, die verband houdt met het voorwerp van het geschil en waarvan diepgaand onderzoek noodzakelijk blijkt om de eventuele onrechtmatigheid van de aan de Commissie verweten gedraging vast te stellen.

82      Deze constatering vloeit overigens rechtstreeks voort uit de lezing van bepaalde aan het geding ten gronde gewijde passages van het bestreden arrest. In de punten 158, 202 en 216 tot en met 222 van het bestreden arrest is het Gerecht, teneinde de onrechtmatigheid van de litigieuze gedraging vast te stellen, immers zelf in detail nagegaan of de door de Commissie aangevoerde contractuele documenten, die in de punten 181 tot en met 187 van dat arrest zijn genoemd, deze instelling specifieke toestemming verleenden voor die gedraging.

83      Gelet op een en ander moet worden vastgesteld dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat het betrokken geschil niet-contractueel van aard was in de zin van de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG.

84      Bijgevolg slaagt het eerste middel van de hogere voorziening en dient het bestreden arrest, zonder dat de andere middelen van de hogere voorziening hoeven te worden onderzocht, te worden vernietigd aangezien het Gerecht de regels inzake zijn rechterlijke bevoegdheid, zoals vastgelegd in de artikelen 225, lid 1, EG, 235 EG en 240 EG, heeft geschonden.

 Beroep voor het Gerecht

85      Krachtens artikel 61, eerste alinea, van het statuut van het Hof, kan het Hof, wanneer het bestreden arrest wordt vernietigd, zelf de zaak afdoen wanneer deze in staat van wijzen is. Dit is in de onderhavige zaak het geval.

86      Blijkens de punten 78 tot en met 82 van het onderhavige arrest is de gemeenschapsrechter niet bevoegd om kennis te nemen van het door Systran en Systran Luxembourg ingestelde beroep tot schadevergoeding. Dit beroep moet derhalve worden verworpen.

 Kosten

87      Volgens artikel 184, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Hof ten aanzien van de proceskosten wanneer de hogere voorziening gegrond is en het de zaak zelf afdoet.

88      Volgens artikel 138, lid 1, van dit reglement, dat ingevolge artikel 184, lid 1, daarvan van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd.

89      Aangezien de Commissie in casu in het kader van de hogere voorziening in het gelijk is gesteld, en Systran en Systran Luxembourg in het kader van het beroep tot schadevergoeding in het ongelijk zijn gesteld, dienen laatstgenoemden te worden verwezen in de kosten van de onderhavige instantie en van de procedure voor het Gerecht.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart:

1)      Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 16 december 2010, Systran en Systran Luxembourg/Commissie (T‑19/07) wordt vernietigd.

2)      Het beroep van Systran SA en van Systran Luxembourg SA in zaak T‑19/07 wordt verworpen.

3)      Systran SA en Systran Luxembourg SA worden verwezen in de kosten die de Europese Commissie voor het Hof van Justitie van de Europese Unie en voor het Gerecht van de Europese Unie heeft gemaakt.

ondertekeningen


* Procestaal: Frans.