Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Superior de Justicia de Cataluña (Spanje) op 16 februari 2012 - Transportes Jordi Besora, S.L./Tribunal Económico Administrativo Regional de Cataluña (TEARC) en Generalitat de Catalunya

(Zaak C-82/12)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de Cataluña

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Transportes Jordi Besora, S.L.

Verwerende partijen: Tribunal Económico Administrativo Regional de Cataluña (TEARC) en Generalitat de Catalunya

Prejudiciële vragen

1)    Moet artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop2, en met name het vereiste dat een bepaalde belasting "specifieke doeleinden" heeft,

a)    aldus worden uitgelegd dat is vereist dat het nagestreefde doel niet door middel van een andere, geharmoniseerde belasting kan worden bereikt?

b)    aldus worden uitgelegd dat sprake is van een louter begrotingstechnisch doel wanneer een bepaalde belasting is ingevoerd op hetzelfde tijdstip als waarop een aantal bevoegdheden is overgedragen naar bepaalde autonome regio's, waaraan ook de opbrengst van de belasting wordt overgedragen om de kosten voor de uitvoering van de overgedragen bevoegdheden gedeeltelijk te dekken, en daarbij belastingtarieven kunnen worden vastgesteld die verschillen per autonome regio?

c)    Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, moet het begrip "specifieke doeleinden" dan aldus worden uitgelegd dat slechts één doel wordt bedoeld of kunnen daarentegen meerdere afzonderlijke doelen worden nagestreefd, waaronder ook het louter begrotingstechnische doel om bepaalde bevoegdheden te financieren?

d)    Indien het antwoord op de vorige vraag is dat meerdere doelen kunnen worden nagestreefd, welk gewicht moet een bepaald doel overeenkomstig artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12 dan hebben om te voldoen aan de voorwaarde dat de belasting "specifieke doeleinden" heeft in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie, en aan de hand van welke criteria wordt het hoofddoel van het subdoel onderscheiden?

2)    Moet artikel 3, lid 2 van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, en met name de voorwaarde dat de uit hoofde van de accijnzen en de btw geldende voorschriften inzake belastingheffing in acht worden genomen wat de vaststelling van de verschuldigdheid betreft,

a)    aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een niet-geharmoniseerde indirecte belasting (zoals de belasting op bepaalde minerale oliën bij verkoop aan particulieren) die anders dan de geharmoniseerde belasting (belasting op minerale oliën, die verschuldigd wordt wanneer de producten het laatste belastingentrepot verlaten) of de btw (die weliswaar ook verschuldigd wordt bij de verkoop aan de eindverbruiker, maar in elk stadium van het productie- en distributieproces moet worden betaald) verschuldigd wordt bij de verkoop van de brandstof aan de eindverbruiker, nu een dergelijke belasting niet - in de bewoordingen van het arrest EKW en Wein & Co (punt 47) - in overeenstemming is met de algemene opzet van de ene of de andere in de communautaire regeling bepaalde heffingstechniek?

b)    Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, is dan aan die voorwaarde reeds voldaan, zonder dat er met betrekking tot de verschuldigdheid overeenstemming hoeft te zijn, omdat de niet-geharmoniseerde indirecte belasting (in dit geval de belasting op bepaalde minerale oliën bij verkoop aan particulieren) niet van invloed is op de normale werking van de verschuldigdheid van de accijnzen of de btw, in die zin dat die werking niet wordt belemmerd of bemoeilijkt?

____________

1 - PB L 76, blz. 1.

2 - Arrest van 9 maart 2000 (C-437/97, Jurispr. blz. I-1157).