Language of document :

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof - Oostenrijk) - Compass-Datenbank GmbH / Republik Österreich

(Zaak C-138/11)

(Mededinging - Artikel 102 VWEU - Begrip "onderneming" - In databank opgeslagen gegevens van handels- en ondernemingsregister - Activiteit waarbij deze gegevens tegen vergoeding worden verzameld en beschikbaar worden gesteld - Gevolgen van weigering van overheidsinstanties om hergebruik van deze gegevens toe te staan - In artikel 7 van richtlijn 96/9/EG voorzien recht "sui generis")

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Compass-Datenbank GmbH

Verwerende partij: Republik Österreich

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Oberster Gerichtshof - Uitlegging van artikel 102 VWEU - Nationale wettelijke regeling die voorziet in een vergoeding voor de inzage in het openbare handels- en ondernemingsregister (Firmenbuch) en elke andere exploitatie van dit register verbiedt - Begrip economische activiteit - Misbruik van machtspositie - Strekking van de "Essential-facilities-doctrine"

Dictum

Een overheidsinstantie verricht geen economische activiteit, wanneer zij de gegevens die ondernemingen op grond van een wettelijke meldingsplicht hebben meegedeeld, in een databank opslaat en belanghebbenden inzage daarin verleent en/of voor hen print-outs laat vervaardigen, zodat zij in het kader van deze activiteit niet als een onderneming in de zin van artikel 102 VWEU te beschouwen is. Het feit dat deze inzage en/of verstrekking van print-outs tegen een wettelijk vastgestelde vergoeding plaatsvindt, en niet tegen een vergoeding die rechtstreeks of indirect door de betrokken instantie wordt bepaald, kan de juridische kwalificatie van deze activiteit niet wijzigen. Ook wanneer een dergelijke overheidsinstantie ieder verdergaand gebruik van de aldus verzamelde en aan het publiek beschikbaar gestelde gegevens verbiedt en zich daarvoor beroept op het recht sui generis dat haar als fabrikant van de betrokken databank wordt verleend uit hoofde van artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, dan wel op enig ander intellectuele-eigendomsrecht, verricht zij geen economische activiteit, zodat zij in het kader van deze activiteit niet als een onderneming in de zin van artikel 102 VWEU moet worden beschouwd.

____________

1 - PB C 186 van 25.06.2011.