Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 6 april 2018 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 1 februari 2018 in zaak T-506/15, Griekenland/Commissie

(Zaak C-252/18 P)

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: G. Kanellopoulos, E. Leftheriotou, A. Vasilopoulou en E. Chroni)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Toewijzing van de hogere voorziening, vernietiging van het bestreden arrest van het Gerecht van 1 februari 2018 in zaak T-506/15, op grond van de middelen die in het verzoekschrift in hogere voorziening nader zijn omschreven, toewijzing van het beroep van de Helleense Republiek van 29 augustus 2015 overeenkomstig de hogere voorziening, nietigverklaring van besluit 2015/1119/EU van de Commissie van 22 juni 2015, voor zover de Commissie oplegt a) forfaitaire en eenmalige financiële correcties ten belope van 313 483 531,71 EUR voor de aanvraagjaren 2009, 2010 en 2011 in de areaalgerelateerde rechtstreekse steun, en b) een forfaitaire financiële correctie van 2 % met betrekking tot de randvoorwaarden voor het aanvraagjaar 2011, en verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante vijf middelen aan.

A. Deel van het bestreden arrest waarin het eerste en het tweede middel van beroep, met betrekking tot de correctie van 25 % van de areaalgerelateerde steun, worden onderzocht (punten 48-140 van het bestreden arrest)

Eerste middel in hogere voorziening: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 2 van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004, wat betreft de definitie van grasland, en onjuiste toepassing van artikel 296 VWEU, en ontoereikende en inadequate motivering van het bestreden arrest.

Tweede middel in hogere voorziening: onjuiste uitlegging en toepassing van de richtsnoeren (document VI/5530/1997) met betrekking tot de voorwaarden voor toepassing van een financiële correctie van 25 %, onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 296 VWEU en van de artikelen 43, 44 en 137 van verordening nr. 73/2009, ontoereikende en tegenstrijdige motivering van het bestreden arrest, schending van het beginsel van wapengelijkheid en verdraaiing van het syntheseverslag.

B. Deel van het bestreden arrest waarin het derde middel van beroep, met betrekking tot de oplegging van een financiële correctie van 5 % voor tekortkomingen van het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond, wordt onderzocht (punten 141-162 van het bestreden arrest)

Derde middel in hogere voorziening: schending van het legaliteitsbeginsel, het beginsel van behoorlijk bestuur, de rechten van de verdediging van de belanghebbende en het evenredigheidsbeginsel, onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 296 VWEU en ontoereikende motivering.

C. Deel van het bestreden arrest waarin het vierde middel van beroep, met betrekking tot de oplegging van een financiële correctie van 2 %, wordt onderzocht (punten 163-183 van het bestreden arrest)

Vierde middel in hogere voorziening: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1122/2009 en van artikel 27 van verordening nr. 796/2004, ontoereikende motivering van het bestreden arrest, en verdraaiing van de inhoud van het beroepschrift.

D. Deel van het bestreden arrest waarin het vijfde middel van beroep, met betrekking tot de randvoorwaardenregeling, wordt onderzocht (punten 184-268 van het bestreden arrest)

Vijfde middel in hogere voorziening: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 11 van verordening nr. 885/2006 en van artikel 31 van verordening nr. 1290/2005, en ontoereikende motivering van het bestreden arrest.

____________