Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 30 november 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Administrativen sad Sofia-grad - Bulgarije) - Said Shamilovich Kadzoev (Huchbarov)

(Zaak C-357/09)1

(Visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met vrij verkeer van personen - Richtlijn 2008/115/EG - Terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op grondgebied verblijven - Artikel 15, leden 4 tot en met 6 - Termijn voor bewaring - Inaanmerkingneming van tijdvak waarin uitvoering van verwijderingsbeslissing is geschorst - Begrip "redelijk vooruitzicht op verwijdering")

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Sofia-grad

Partij in het hoofdgeding

Said Shamilovich Kadzoev (Huchbarov)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Administrativen sad Sofia-grad - Uitlegging van artikel 15, leden 4, 5 en 6, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, blz. 98) - Overschrijding van maximumduur van inbewaringstelling, voorzien in artikel 15 van deze richtlijn, voor onderdaan van derde land die illegaal op het grondgebied verblijft - Overschrijding van deze maximumduur op de datum van inwerkingtreding van de richtlijn, maar vóór de omzetting ervan in het nationale recht, dat geen beperking in de tijd van inbewaringstelling kent - Toepassing van normen van richtlijn na omzetting ervan in nationaal recht en gebrek aan terugwerkende kracht voor hangende gevallen - Niet-inaanmerkingneming, bij de berekening van de maximumduur van inbewaringstelling, van de tijd die is verstreken tijdens een procedure tot betwisting van het door de nationale autoriteiten genomen verwijderingsbesluit - Eventuele toelaatbaarheid van overschrijding van deze duur, gebaseerd op ontbreken van identiteitsdocumenten en middelen van bestaan, en op agressief gedrag van de betrokken persoon - Begrip "redelijk vooruitzicht op verwijdering"

Dictum

Artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat de daarin voorziene maximumtermijn voor inbewaringstelling het tijdvak van bewaring moet insluiten dat is vervuld in het kader van een verwijderingsprocedure die is ingeleid vóór de regeling van deze richtlijn van toepassing is geworden.

Het tijdvak waarin een persoon in een inrichting voor tijdelijke plaatsing is geplaatst op grond van een beslissing die krachtens de nationale en communautaire bepalingen over asielzoekers is genomen, mag niet worden beschouwd als bewaring met het oog op verwijdering in de zin van artikel 15 van richtlijn 2008/115.

Artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115 moet aldus worden uitgelegd dat het tijdvak waarin de uitvoering van het verwijderingsbesluit was geschorst omdat de betrokkene tegen dit besluit beroep had ingesteld bij de rechter, in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het tijdvak van bewaring met het oog op verwijdering wanneer de betrokkene gedurende deze procedure verder in een inrichting voor tijdelijke plaatsing heeft verbleven.

Artikel 15, lid 4, van richtlijn 2008/115 moet aldus worden uitgelegd dat het geen toepassing vindt wanneer de mogelijkheden voor verlenging van de in artikel 15, lid 6, van richtlijn 2008/115 voorziene termijnen voor inbewaringstelling zijn uitgeput op het tijdstip van de rechterlijke toetsing van de bewaring van de betrokkene.

Artikel 15, lid 4, van richtlijn 2008/115 moet aldus worden uitgelegd dat alleen wanneer er een werkelijk vooruitzicht is dat de verwijdering kan slagen rekening houdend met de in artikel 15, leden 5 en 6, voorziene termijnen, sprake is van een redelijk vooruitzicht op verwijdering, en dat dit laatste vooruitzicht niet bestaat wanneer het weinig waarschijnlijk lijkt dat de betrokkene, gezien deze termijnen, in een derde land wordt opgevangen.

Artikel 15, leden 4 en 6, van richtlijn 2008/115 moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de in deze richtlijn voorziene maximumtermijn voor inbewaringstelling is verstreken, op basis van dit artikel niet kan worden beslist om de betrokkene niet onmiddellijk vrij te laten op grond dat hij niet in het bezit is van geldige documenten, dat hij agressief is en dat hij noch over eigen bestaansmiddelen noch over een woning of middelen die de lidstaat daartoe verstrekt, beschikt.

____________

1 - PB C 267 van 7.11.2009.