Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione (Italië) op 25 april 2018 – Equitalia centro SpA / Poste Italiane SpA

(Zaak C-284/18)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte suprema di cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster (en incidentele verweerster): Equitalia centro SpA

Verweerster (en incidentele verzoekster): Poste Italiane SpA

Prejudiciële vragen

Verzetten artikel 14 VWEU (voorheen eerst artikel 7D EG, vervolgens artikel 16 EG), artikel 106, lid 2, VWEU (voorheen eerst artikel 90 EG, vervolgens artikel 86, lid 2, EG) en de kwalificatie als dienst van algemeen economisch belang (DAEB) zich tegen een regeling als die van artikel 10, lid 3, van decreto legislativo n. 504/1992 (wetsbesluit nr. 504/1992) juncto artikel 2, leden 18 tot en met 20, van legge n. 662/1996 (wet nr. 662/1996), volgens welke – ook na de privatisering van de door Poste Italiane SpA verleende postbankdiensten – aan Poste Italiane SpA een activiteit wordt en blijft voorbehouden (monopolie) betreffende het beheer van postrekeningen waarop de plaatselijke onroerendezaakbelasting wordt betaald, gelet op het feit dat de nationale regelgeving op het gebied van belastinginvordering zich aldus heeft ontwikkeld dat belastingplichtigen en ook lokale belastingkantoren in elk geval sinds 1997 via het banksysteem kunnen betalen en invorderen?

Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat de instelling van een wettelijk monopolie de kenmerken van een DAEB heeft, verzetten artikel 106, lid 2, VWEU (voorheen eerst artikel 90 EG, vervolgens artikel 86, lid 2, EG) en artikel 107, lid 1, VWEU (voorheen eerst artikel 92 EG, vervolgens artikel 87 EG) – volgens de uitlegging die het Hof van Justitie aan deze bepalingen heeft gegeven met betrekking tot de criteria om een wettige maatregel (ter financiering van verplichtingen betreffende openbare diensten) te onderscheiden van onwettige staatssteun (arrest van 24 juli 2003, C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg/Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH) – zich dan tegen een regeling als die welke volgt uit artikel 10, lid 3, van decreto legislativo n. 504/1992, artikel 2, leden 18 tot en met 20, van legge n. 662/1996, en artikel 3, lid 1, van decreto del Presidente della Repubblica n. 144/2001 (besluit nr. 144/2001 van de president van de Republiek), in onderlinge samenhang gelezen, die aan Poste Italiane SpA de bevoegdheid toekent om eenzijdig de hoogte vast te stellen van de „provisie” die de met de invordering van de gemeentelijke onroerendezaakbelasting belaste concessiehouder (gemachtigde) verschuldigd is en van toepassing is op elke handeling van beheer die op de postrekening op naam van de concessiehouder wordt verricht, gelet op het feit dat Poste Italiane SpA deze provisie bij besluit van de raad van bestuur nr. 57/1996 heeft vastgesteld op 100 ITL voor de periode van 1 april 1997 tot en met 31 mei 2001 en op 0,23 EUR voor de periode na 1 juni 2001?

Verzetten artikel 102, lid 1, VWEU (voorheen eerst artikel 86 EG, vervolgens artikel 82, lid 1, EG), zoals uitgelegd door het Hof van Justitie (zie arresten van 13 december 1991, GB Inno BM, C-18/88; 25 juni 1998, Chemische Afvalstoffen Dusseldorp BV, C-203/96, en 17 mei 2001, TNT TRACO SpA, C-340/99), zich tegen een regeling als die welke tot stand is gebracht door artikel 2, leden 18 tot en met 20, van legge n. 662/1996, artikel 3, lid 1, van decreto del Presidente della Repubblica n. 144/2001, en artikel 10, lid 3, van decreto legislativo n. 504/1992, volgens welke de concessiehouder (gemachtigde) de „provisie” moet betalen, die door Poste Italiane SpA eenzijdig wordt vastgesteld en/of gewijzigd, en de overeenkomst betreffende de postrekening niet kan opzeggen omdat hij anders in strijd met de verplichting van artikel 10, lid 3, van decreto legislativo n. 504/1992 handelt en derhalve de verplichting tot invordering van de onroerendezaakbelasting die hij jegens het lokale belastingkantoor op zich heeft genomen, niet nakomt?

____________