Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 juni 2018 door H tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 11 april 2018 in zaak T-271/10 RENV, H / Raad van de Europese Unie

(Zaak C-413/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: H (vertegenwoordiger: M. Velardo, avvocatessa)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het arrest van 11 april 2018 in zaak T-271/10 RENV, H / Raad van de Europese Unie, vernietigen voor zover daarbij rekwirantes beroep is afgewezen dat strekt tot nietigverklaring van het besluit van 7 april 2010, dat is ondertekend door het hoofd personeelszaken van de politiemissie van de Europese Unie en waarbij rekwirante is aangesteld in een nieuwe functie, te weten die van „Criminal Justice Adviser – Prosecutor” bij het regionale bureau te Banja Luka (Bosnië en Herzegovina), en subsidiair tot nietigverklaring van het besluit van 30 april 2010, dat is ondertekend door het hoofd van de missie als bedoeld in artikel 6 van besluit 2009/906/GBVB1 van de Raad van 8 december 2009 inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH), en voor zover bij dat arrest het verzoek om vergoeding van de door de onwettigheid van de bovengenoemde besluiten veroorzaakte schade is afgewezen;

uitspraak doen in deze zaak en de zaak indien nodig terugverwijzen naar het Gerecht;

verweerder in eerste aanleg verwijzen in de kosten in zowel zaak C-455/14 P als de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert aan dat artikel 216 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten zijn geschonden, voor zover het bestreden arrest is gewezen door een kamer die gedeeltelijk was samengesteld uit dezelfde rechters als die welke de door het Hof van Justitie van de Europese Unie vernietigde beschikking hadden uitgesproken.

Wat betreft de bevoegdheid van het hoofd van de missie om besluiten vast te stellen met betrekking tot de overplaatsing van personeel en de rol van de zendstaat bij de overdracht van gedetacheerd personeel, betoogt rekwirante dat artikel 61, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie is geschonden voor zover de rechter in eerste aanleg geen gevolg heeft gegeven aan het arrest in de zaak die was terugverwezen door het Europese Hof van Justitie.

Onjuiste opvatting van het bewijs.

Schending van de rechten van de verdediging en van het beginsel van gelijke behandeling, voor zover rekwirante niet is gehoord over bepaalde documenten en de schriftelijke opmerkingen die de Raad tijdens de procedure in eerste aanleg had ingediend.

Schending van artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering, voor zover rekwirante is verwezen in de kosten in zaak C-455/14 P, terwijl zij in die zaak in het gelijk was gesteld.

____________

1 PB 2009, L 322, blz. 22.