Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 13 februari 2018 door Koton Mağazacilik Tekstil Sanayi ve Ticaret AŞ tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 30 november 2017 in zaak T-687/16, Koton Mağazacilik Tekstil Sanayi ve Ticaret AŞ/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-104/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Koton Mağazacilik Tekstil Sanayi ve Ticaret AŞ (vertegenwoordigers: J. Güell Serra, E. Stoyanov Edissonov, advocaten)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Joaquín Nadal Esteban

Conclusies

vernietiging van het bestreden arrest;

vernietiging van de bestreden beslissing;

nietigverklaring van het bestreden Uniemerk nr. 9917436; en

verwijzing van Joaquín Nadal Esteban en EUIPO in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft in het bestreden arrest met betrekking tot het beoordelen van de voorwaarden voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 vastgesteld dat uit het arrest van het Hof van 11 juni 20091 , Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli (C-529/07, EU:C:2009:361), bleek dat kwade trouw het bestaan van verwarringsgevaar vooronderstelt en dientengevolge vereiste dat de betrokken goederen en diensten identiek of soortgelijk zijn.

Volgens rekwirante volgt uit het arrest Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli niet dat kwade trouw bij de aanvrager van de inschrijving het bestaan van verwarringsgevaar tussen de merken/tekens van partijen vooronderstelt, maar dat het bestaan van een dergelijk verwarringsgevaar enkel een voorbeeld is van een factor die in ogenschouw dient te worden genomen, en niet een sine qua non voorwaarde voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.

Rekwirante stelt dus dat het Gerecht het arrest Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli verkeerd heeft geïnterpreteerd en artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 verkeerd heeft toegepast, door te oordelen dat artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 het bestaan van verwarringsgevaar – en dus soortgelijkheid of gelijkheid van de betrokken goederen en diensten – bij het publiek vooronderstelde of vereiste. Dientengevolge heeft het blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

____________

1 Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (PB 2009, L 78, blz. 1).