Language of document : ECLI:EU:F:2013:190

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

3 december 2013

Zaak F‑36/13

CT

tegen

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA)

„Openbare dienst – Tijdelijk functionaris – Overeenkomst voor onbepaalde tijd – Beëindiging – Afbreuk aan de waardigheid van het ambt – Verbreking van de vertrouwensband”

Betreft:      Beroep ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee CT met name verzoekt om nietigverklaring van het besluit van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA) van 24 juli 2012 houdende beëindiging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris voor onbepaalde tijd, alsmede om vergoeding van de geleden schade.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. CT draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Beëindiging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd – Rechtvaardiging, ontleend aan de verbreking van de vertrouwensband – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Regeling andere personeelsleden, art. 47)

2.      Ambtenaren – Rechten en verplichtingen – Loyaliteitsplicht – Begrip –Strekking

(Ambtenarenstatuut, art. 12; Regeling andere personeelsleden, art. 11)

3.      Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Opzegging van een overeenkomst van onbepaalde duur – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Verplichting om een tuchtprocedure in te leiden – Geen

(Regeling andere personeelsleden, art. 47, sub c, en 49‑50 bis)

1.      De voortijdige beëindiging van een overeenkomst van tijdelijk functionaris kan zijn gebaseerd op een gedraging van de betrokken functionaris die leidt tot een verbreking van de vertrouwensband tussen hem en het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag. De toetsing door de Unierechter van de wettigheid van een besluit tot beëindiging beperkt zich tot de vraag of er geen sprake is van een kennelijke vergissing of van misbruik van bevoegdheid.

(cf. punt 43)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 12 december 2000, Dejaiffe/BHIM, T‑223/99, punten 50‑53

Gerecht van de Europese Unie: 7 november 2011, Longinidis/Cedefop, T‑283/08 P, punten 83 en 84

2.      Artikel 12 van het Statuut is een specifieke uitdrukking van de loyaliteitsplicht, die niet alleen inhoudt dat de ambtenaar zich onthoudt van gedragingen die afbreuk doen aan de waardigheid van het ambt en aan het respect verschuldigd aan de instelling en haar gezagsinstanties, maar eveneens dat hij blijk geeft van een boven elke verdenking verheven gedrag om het tussen de instelling en hemzelf bestaande vertrouwen te bestendigen.

De ambtenaar dient de waardigheid van zijn ambt niet alleen in acht te nemen op het bijzondere ogenblik waarop hij deze of gene specifieke taak verricht, maar in alle omstandigheden.

(cf. punten 47 en 48)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 19 mei 1999, Connolly/Commissie, T‑34/96 en T‑163/96, punt 130 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht voor ambtenarenzaken: 8 november 2007, Andreasen/Commissie, F‑40/05, punt 233 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 11 september 2013, de Brito Sequeira Carvalho/Commissie, F‑126/11, punt 91

3.      Zelfs indien er sprake is van een fout die eventueel een rechtvaardiging kan opleveren voor ontslag om redenen van tuchtrechtelijke aard van een tijdelijk functionaris, is het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag niet verplicht om een tuchtprocedure tegen de betrokkene in te leiden, in plaats van gebruik te maken van de in artikel 47, sub c, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden voorziene mogelijkheid van eenzijdige opzegging van de overeenkomst. De keuze om de overeenkomst van een tijdelijk functionaris op te zeggen krachtens artikel 47, sub c, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in plaats van krachtens de artikelen 49 tot en met 50 bis van die regeling, die betrekking hebben op de tuchtprocedure, valt binnen de ruime beoordelingsbevoegdheid van de administratie.

(cf. punt 54)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Dejaiffe/BHIM, reeds aangehaald, punt 38

Gerecht van de Europese Unie: Longinidis/Cedefop, reeds aangehaald, punt 100 en aldaar aangehaalde rechtspraak