Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 februari 2013 - Europese Commissie / Republiek Oostenrijk
(Zaak C-555/10)
(Niet-nakoming - Vervoer - Ontwikkeling van spoorwegen in Gemeenschap - Richtlijn 91/440/EEG - Artikel 6, lid 3, en bijlage II - Richtlijn 2001/14/EG - Artikelen 4, lid 2, en 14, lid 2 - Infrastructuurbeheerder - Onafhankelijkheid in organisatorisch opzicht voor besluitvorming - Holdingstructuur - Onvolledige uitvoering)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Støvlbæk, B. Simon, G. Braun en R. Vidal Puig, gemachtigden)
Verwerende partij: Republiek Oostenrijk (vertegenwoordigers: C. Pesendorfer en U. Zechner, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato)
Voorwerp
Niet-nakoming - Verzuim om binnen de gestelde termijn alle noodzakelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan artikel 6, lid 3, van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237, blz. 25) en bijlage II bij deze richtlijn alsook aan de artikelen 4, lid 2, en 14, lid 2, van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75, blz. 29)
Dictum
Het beroep wordt verworpen.
De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.
De Italiaanse Republiek zal haar eigen kosten dragen.
____________1 - PB C 30 van 29.1.2011.