Language of document : ECLI:EU:C:2013:115

Zaak C‑555/10

Europese Commissie

tegen

Republiek Oostenrijk

„Niet-nakoming – Vervoer – Ontwikkeling van spoorwegen in de Gemeenschap – Richtlijn 91/440/EEG – Artikel 6, lid 3, en bijlage II – Richtlijn 2001/14/EG – Artikelen 4, lid 2, en 14, lid 2 – Infrastructuurbeheerder – Onafhankelijkheid in organisatorisch opzicht en voor besluitvorming – Holdingstructuur – Onvolledige uitvoering”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 februari 2013

1.        Vervoer – Gemeenschappelijk beleid – Ontwikkeling van spoorwegen in de Gemeenschap – Nationale spoorweginfrastructuurbeheerder – Onafhankelijkheid – Beoordelingscriteria genoemd in werkdocument van de Commissie – Rechtens bindend – Niet – Verplichting tot omzetting in nationaal recht – Geen

(Richtlijn 2001/14 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 91/440 van de Raad)

2.        Beroep wegens niet-nakoming – Bewijs van niet-nakoming – Bewijslast rustend op de Commissie – Elementen die niet-nakoming aantonen – Vermoedens – Ontoelaatbaarheid

(Art. 258 VWEU)

1.        Een werkdocument van de Commissie waarin de criteria worden genoemd aan de hand waarvan deze toetst of de nationale spoorweginfrastructuurbeheerder onafhankelijk is zoals wordt geëist in richtlijn 2001/14 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur, en de maatregelen onderzoekt die deze onafhankelijkheid moeten waarborgen, dat nooit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, dat pas drie jaar na het verstrijken van de termijn voor omzetting van deze richtlijn recht in nationaal recht is gepubliceerd en dat in geen enkele wetgevingshandeling is overgenomen, is rechtens niet bindend.

Bijgevolg kan een lidstaat niet worden verweten dat hij die criteria niet heeft opgenomen in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen ter omzetting in nationaal recht van richtlijn 91/440 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap en richtlijn 2001/14. In die omstandigheden kan het feit dat die criteria niet in nationaal recht zijn omgezet, op zich niet de conclusie wettigen dat de nationale spoorweginfrastructuurbeheerder voor de besluitvorming niet onafhankelijk is van de onderneming waarin hij is opgenomen en die als holding tevens toeziet op de spoorwegondernemingen.

(cf. punten 32, 54, 58, 61)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 62)