Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 juli 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) – Strafzaak tegen Mossa Ouhrami

(Zaak C-225/16)1

(Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115/EG – Artikel 11, lid 2 – Inreisverbod dat is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn en dat betrekking heeft op een langere duur dan die welke is vastgelegd in die richtlijn – Begintijdstip van de periode waarin het inreisverbod geldt)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partij in de strafzaak

Mossa Ouhrami

Dictum

Artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat de duur van het inreisverbod als bedoeld in deze bepaling, die in principe niet meer dan vijf jaar bedraagt, moet worden berekend vanaf het tijdstip waarop de betrokkene het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten.

____________

1 PB C 232 van 27.6.2016.