Language of document :

Beroep ingesteld op 5 februari 2008 - UEFA / Commissie

(Zaak T-55/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Union des associations européennes de football (UEFA) (Nyon, Zwitserland) (vertegenwoordigers: A. Bell en K. Learoyd, Solicitors)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het bestreden besluit nietig verklaren voor zover daarbij uit het oogpunt van het gemeenschapsrecht is goedgekeurd de beslissing om de volledige EURO in het Verenigd Koninkrijk op de lijst te plaatsen; en

de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in de kosten die de UEFA in verband met deze procedure zijn opgekomen.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens artikel 3 bis van richtlijn 89/552/EEG van de Raad1 kan elke lidstaat een lijst opstellen van sport- of andere evenementen die "van aanzienlijk belang voor de samenleving" worden geacht. Voor de op de lijst opgenomen evenementen mogen geen exclusieve uitzendrechten worden verleend waardoor een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat die evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.

Verzoekster vordert nietigverklaring van besluit 2007/730/EG van de Commissie van 16 oktober 20072 waarbij de Commissie de door het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 89/552/EEG van de Raad opgestelde lijst, waarop de volledige eindronde van het UEFA European Football Championship - de EURO - is opgenomen, verenigbaar met het gemeenschapsrecht heeft verklaard.

Ter ondersteuning van haar beroep betoogt verzoekster dat het besluit van de Commissie:

niet op duidelijke en transparante wijze is vastgesteld zoals door artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 89/552/EEG wordt geëist;

niet op passende wijze met redenen is omkleed;

op een kennelijke beoordelingsfout berust voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat wedstrijden waarbij geen ploeg van het eigen land betrokken is, van aanzienlijk belang voor de samenleving van in het VK kunnen worden geacht;

geen specifieke analyse van het mededingingsrecht of van het vrij verrichten van diensten bevat, en tot een onevenredige en ongerechtvaardigde distorsie van de mededinging op de relevante markt en tot een beperking van het vrij verrichten van omroepdiensten leidt;

inbreuk maakt op verzoeksters eigendomsrecht daar het een beperking oplevert van de wijze waarop verzoekster de televisierechten voor de EURO op de markt kan brengen;

inbreuk maakt op het evenredigheidsbeginsel en geschikt noch noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen die het nastreeft; en

inbreuk maakt op het beginsel van gelijke behandeling, daar het verzoekster benadeelt in vergelijking van andere houders van uitzendrechten.

____________

1 - Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PB L 298, blz. 23).

2 - Besluit 2007/730/EG van de Commissie van 16 oktober 2007 inzake de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van maatregelen die het Verenigd Koninkrijk heeft genomen op grond van artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB L 295, blz. 12).