Language of document : ECLI:EU:C:2014:108

Zaak C‑82/12

Transportes Jordi Besora SL

tegen

Generalitat de Catalunya

(verzoek van het Tribunal Superior de Justicia de Cataluña om een prejudiciële beslissing)

„Indirecte belastingen – Accijns – Richtlijn 92/12/EEG – Artikel 3, lid 2 – Minerale oliën – Belasting op de detailverkoop – Begrip ,specifiek doeleinde’ – Overdracht van bevoegdheden aan autonome regio’s – Financiering – Vooraf vastgestelde besteding – Uitgaven voor gezondheidszorg en milieu”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 februari 2014

1.        Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Accijns – Richtlijn 92/12 – Minerale oliën – Nationale wettelijke regeling tot invoering van een belasting op de detailverkoop van minerale oliën – Belasting ter financiering van de bevoegdheden van territoriale overheden op het gebied van gezondheidszorg en milieu – Belasting die uit zichzelf niet beoogt deze aangelegenheden te beschermen – Geen specifiek doeleinde – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 92/12 van de Raad, art. 3, lid 2)

2.        Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in de tijd van uitleggingsarresten – Terugwerkende kracht – Beperking door het Hof – Voorwaarden – Belang van de financiële gevolgen van het arrest voor de betrokken lidstaat – Geen beslissend criterium

(Art. 267 VWEU)

1.        Artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling tot invoering van een belasting op de detailverkoop van minerale oliën, aangezien niet kan worden aangenomen dat een dergelijke belasting een specifiek doeleinde in de zin van deze bepaling nastreeft daar deze belasting, die is bestemd voor de financiering van de uitoefening, door de betrokken territoriale overheden, van hun bevoegdheden op het gebied van gezondheidszorg en milieu, uit zichzelf niet beoogt de bescherming van de gezondheid en het milieu te waarborgen.

Een specifiek doeleinde in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12 is immers een ander dan een louter begrotingstechnisch doel. Bovendien is reeds geoordeeld dat de versterking van de autonomie van een territoriale overheid door het verlenen van een bevoegdheid tot belastingheffing, een louter begrotingstechnisch doel is dat op zichzelf geen specifiek doel in de zin van artikel 3, lid 2, van de richtlijn 92/12 kan vormen.

Aangezien elke belasting noodzakelijkerwijs een begrotingstechnisch doel nastreeft, kan de omstandigheid alleen dat deze belasting een begrotingstechnisch doel nastreeft, evenwel op zich niet uitsluiten dat deze belasting ook een specifiek doeleinde in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12 kan hebben, want anders zou deze bepaling van haar inhoud worden beroofd. De vooraf vastgestelde besteding van de opbrengst van deze belasting voor de financiering door regionale autoriteiten van de uitoefening van de bevoegdheden die hun door de staat zijn overgedragen op het gebied van gezondheidszorg en milieu, kan een factor zijn die in aanmerking moet worden genomen om uit te maken of een belasting een specifiek doeleinde heeft. Deze besteding, die niet meer is dan een invulling van de interne inrichting van de begroting van de lidstaat, kan echter als zodanig geen voldoende voorwaarde daarvoor vormen, aangezien elke lidstaat kan beslissen dat de opbrengst van een belasting, ongeacht het nagestreefde doeleinde, moet worden besteed voor de financiering van bepaalde uitgaven.

Een belasting kan daarentegen slechts worden geacht een specifiek doeleinde in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 92/12 na te streven, wanneer zij uit zichzelf de bescherming van de gezondheid en het milieu beoogt te waarborgen. Dat zou met name het geval zijn wanneer de opbrengst van deze belasting zou moeten worden gebruikt voor de vermindering van de sociale kosten en de milieukosten die specifiek verband houden met het verbruik van de minerale oliën waarover deze belasting wordt geheven, zodat een rechtstreeks verband zou bestaan tussen het gebruik van de opbrengst en het doeleinde van de betrokken belasting.

(cf. punten 23, 25, 27‑30, 36 en dictum)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 40‑42, 48, 49)