Language of document :

Beroep ingesteld op 16 januari 2018 – Europese Commissie / Republiek Bulgarije

(Zaak C-27/18)

Procestaal: Bulgaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Samnadda, Y. Marinova, G. von Rintelen)

Verwerende partij: Republiek Bulgarije

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Bulgarije de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 43, lid 1, van richtlijn 2014/26/EU1 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt, doordat zij niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking heeft doen treden om uiterlijk op 10 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen, of in ieder geval de Commissie daarvan niet in kennis heeft gesteld;

de Republiek Bulgarije, wegens niet-nakoming van haar verplichting om de maatregelen ter omzetting van richtlijn 2014/26 aan de Commissie mee te delen, krachtens artikel 260, lid 3, VWEU een dwangsom opleggen van 19 121,60 EUR per dag, te rekenen vanaf het arrest houdende toewijzing van het beroep;

de Republiek Bulgarije verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1.    Ingevolge artikel 43, lid 1, van richtlijn 2014/26 moeten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 10 april 2016 aan die richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen. Aangezien de nationale maatregelen ter omzetting van die richtlijn niet meegedeeld zijn, heeft de Commissie besloten om beroep in te stellen bij het Hof.

2.    Met haar beroep verzoekt de Commissie om de Republiek Bulgarije een dwangsom van 19 121,60 EUR per dag op te leggen. Bij de berekening van de dwangsom wordt rekening gehouden met de ernst en de duur van de inbreuk alsook met de afschrikkende werking ervan op basis van de solvabiliteit van die lidstaat.

____________

1 PB 2014, L 84, blz. 72.