Language of document : ECLI:EU:T:2013:31

Gevoegde zaken T‑225/06 RENV, T‑255/06 RENV, T‑257/06 RENV en T‑309/06 RENV

Budějovický Budvar, národní podnik

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvragen voor gemeenschapswoord‑ en beeldmerken BUD – Benamingen ‚bud’ – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009]”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 22 januari 2013

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van niet-ingeschreven merk of van ander in economisch verkeer gebruikt teken – Voorwaarden – Gebruik van teken in economisch verkeer – Plaatselijke betekenis van teken – Beoordelingscriteria

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 4)

2.      Gemeenschapsmerk – Beslissingen van het Bureau – Beginsel van gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur – Eerdere beslissingspraktijk van het Bureau

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van niet-ingeschreven merk of van ander in economisch verkeer gebruikt teken – Woord‑ en beeldmerken BUD – Benamingen „bud”

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 4)

1.      De voorwaarde waarin artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk voorziet met betrekking tot een in het economisch verkeer gebruikt teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis, heeft tot doel, de conflicten tussen tekens te beperken door te beletten dat een ouder recht dat niet voldoende duidelijk vaststaat, dat wil zeggen in het economisch verkeer in toereikende mate wordt gebruikt en voldoende significant is, in de weg zou kunnen staan aan inschrijving van een nieuw gemeenschapsmerk. Dit recht van oppositie moet worden voorbehouden aan tekens die op de relevante markt daadwerkelijk en concreet aanwezig zijn. Teneinde inschrijving van een nieuw teken te kunnen beletten, moet het ter onderbouwing van de oppositie ingeroepen teken daadwerkelijk en op voldoende significante wijze worden gebruikt in het economisch verkeer en dient het zich uit te strekken tot een geografisch grondgebied dat niet louter plaatselijk is, hetgeen impliceert dat wanneer het grondgebied van bescherming van dit teken als meer dan alleen plaatselijk kan worden beschouwd, dit gebruik plaatsvindt op een groot gedeelte van dit grondgebied. Om uit te maken of dit het geval is, dient rekening te worden gehouden met de duur en de intensiteit van het gebruik van het teken als onderscheidend bestanddeel voor de adressaten ervan, waartoe zowel de kopers en de consumenten als de leveranciers en de concurrenten behoren. In dit verband dient met name te worden gelet op het gebruik dat van het teken is gemaakt in reclame en in commerciële briefwisseling. Bovendien moet de voorwaarde betreffende het gebruik in het economisch verkeer afzonderlijk worden beoordeeld voor elk grondgebied waar het ter onderbouwing van de oppositie ingeroepen recht wordt beschermd. Ten slotte moet worden aangetoond dat het betrokken teken is gebruikt in het economisch verkeer voordat de gemeenschapsmerkaanvraag is ingediend.

(cf. punt 47)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 53)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 55‑57, 64, 66)