Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 26 februari 2015 door Netherlands Maritime Technology Association, voorheen Scheepsbouw Nederland tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 9 december 2014 in zaak T-140/13, Netherlands Maritime Technology Association / Europese Commissie

(Zaak C-100/15 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Netherlands Maritime Technology Association, voorheen Scheepsbouw Nederland (vertegenwoordigers: K. Struckmann, Rechtsanwalt, G. Forwood, barrister)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Koninkrijk Spanje

Conclusies

vernietiging van het bestreden arrest, voor zover hierbij rekwirantes verzoek tot nietigverklaring van het besluit werd verworpen;

nietigverklaring van het litigieuze besluit, of subsidiair, terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht ter afdoening overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie met betrekking tot de rechtsvragen; en

in ieder geval vergoeding van rekwirantes kosten, daaronder begrepen haar proceskosten bij het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante betoogt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de toereikendheid en de volledigheid van het vooronderzoek door de Commissie, met name door:

niet naar behoren rekening te houden met alle door rekwirante in eerste aanleg aangevoerde argumenten;

een kennelijke beoordelingsfout te maken, en

door onvoldoende en tegenstrijdig te motiveren.

De belangrijkste argumenten kunnen als volgt worden samengevat:

met betrekking tot het eerste middel heeft het Gerecht rekwirantes argumenten betreffende de complexe structuur van het stelsel van de nieuwe Spaanse belasting-leaseregeling, de automatische tenuitvoerlegging en de selectiviteit ervan onjuist begrepen en derhalve niet afgewogen of het besluit het functioneren van het stelsel als geheel, en in combinatie met andere bepalingen van belasting- en ondernemingsrecht, naar behoren heeft geanalyseerd;

met betrekking tot het tweede middel heeft het Gerecht een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij het uitleggen van het besluit, waardoor het ten onrechte tot de conclusie kwam dat in het besluit voldoende was geregeld wie de begunstigden van het stelsel van de nieuwe Spaanse belasting-leaseregeling waren;

met betrekking tot het derde middel heeft het Gerecht niet voldoende en samenhangend gemotiveerd waarom het juist was dat in het bestreden besluit economische samenwerkingsverbanden niet werden beschouwd als mogelijke begunstigden van het stelsel van de nieuwe Spaanse belasting-leaseregeling, en evenmin heeft het een referentiekader gedefinieerd om de effecten van de maatregel te beoordelen. Voorts heeft het Gerecht niet voldoende gemotiveerd waarom het litigieuze besluit voldoende uitlegde hoe het stelsel van de nieuwe Spaanse belasting-leaseregeling een integraal onderdeel vormde van het algemene systeem.