Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2017 door de Europese Centrale Bank tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 12 september 2017 in zaak T-247/16, Fursin e.a. / Europese Centrale Bank

(Zaak C-663/17 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: E. Koupepidou en C. Hernández Saseta, gemachtigden, B. Schneider, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Trasta Komercbanka AS, Ivan Fursin, Igors Buimisters, C & R Invest SIA, Figon Co. Ltd, GCK Holding Netherlands BV, Rikam Holding SA

Conclusies

de bestreden beschikking vernietigen voor zover daarin wordt geoordeeld dat de verzoekende aandeelhouders een procesbelang en procesbevoegdheid hadden voor het Gerecht met betrekking tot het beroep tot nietigverklaring van het bestreden besluit (punt 2 van het dictum van de bestreden beschikking),

definitief uitspraak doen over de grond van de zaak en het beroep van de verzoekende aandeelhouders niet-ontvankelijk verklaren, en

de verzoeksters verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante drie middelen aan.

Eerste middel: de verzoekende aandeelhouders (dat wil zeggen de aandeelhouders van Trasta Komercbanka en niet Trasta Komercbanka zelf) hadden geen belang bij het beroep tot nietigverklaring dat losstaat van het juridische belang van Trasta Komercbanka.

Het eerste middel is gebaseerd op de volgende argumenten:

Rekwirante voert aan dat het Gerecht de rechtspraak die vereist dat de aandeelhouders aantonen dat zij een afzonderlijk belang hebben bij het beroep tegen een besluit dat is gericht tot de onderneming waarover zij gedeeltelijk zeggenschap uitoefent, onjuist heeft uitgelegd. In het bijzonder heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het in de beschikking van 12 september 2017 heeft geoordeeld dat deze rechtspraak niet van toepassing was in de zaak T-247/16.

De verzoekende aandeelhouders hebben niet aangetoond dat zij een belang hebben dat losstaat van dat van Trasta Komercbanka: hun rechtspositie is niet beïnvloed door het bestreden besluit (in tegenstelling tot de inleiding van de liquidatie, wat een afzonderlijke handeling is). De verzoekende aandeelhouders kunnen niet worden beschouwd er een ander juridisch belang in te hebben dat Trasta Komercbanka een bankvergunning bezit dan het belang dat Trasta Komercbanka zelf heeft in het bezit van een bankvergunning.

In het bijzonder mag het belang bij het vorderen van schadevergoeding, of het economisch belang van de aandeelhouders om dividenden te verkrijgen niet als een afzonderlijk juridisch belang worden beschouwd.

Tweede middel: de verzoekende aandeelhouders hadden geen locus standi, aangezien het bestreden besluit hen niet individueel raakte.

Het tweede middel is gebaseerd op de volgende argumenten:

De verzoekende aandeelhouders worden niet individueel geraakt door het bestreden besluit omdat zij niet worden getroffen uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden die hen karakteriseren.

Het bestreden besluit heeft de verzoekende aandeelhouders niet in een andere rechtspositie geplaatst dan de overige aandeelhouders of Trasta Komercbanka zelf.

Derde middel: de verzoekende aandeelhouders hadden geen locus standi aangezien het bestreden besluit hen niet rechtstreeks raakte.

Het derde middel is gebaseerd op de volgende argumenten:

De verzoekende aandeelhouders worden niet rechtstreeks geraakt door het bestreden besluit aangezien hun rechten niet wezenlijk worden aangetast in de zin van de rechtspraak.

Een louter economisch verlies ten gevolge van het bestreden besluit leidt niet tot de conclusie dat hun rechtspositie (in tegenstelling tot die van Trasta Komercbanka) werd aangetast, ongeacht de intensiteit van die economische gevolgen.

____________