Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 14 september 2017 door Allstate Insurance Company tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 5 juli 2017 in zaak T-3/16, Allstate Insurance Company/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-542/17 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Allstate Insurance Company (vertegenwoordigers: G. Würtenberger, Rechtsanwalt, R. Kunze, Solicitor)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 5 juli 2017 in zaak T-3/16;

toewijzing van het door rekwirante ingestelde beroep tot vernietiging van de beslissing van de kamer van beroep van 8 oktober 2015 in zaak R 956/2015-2;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante stelt dat het Gerecht artikel 7, lid 1, onder c), en artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/20091 heeft geschonden door bij de beoordeling van de absolute weigeringsgrond van het beschrijvende karakter in de zin van de voornoemde bepaling onjuiste criteria te hanteren.

Door de absolute weigeringsgrond van het beschrijvende karakter niet te onderzoeken met betrekking tot de concrete goederen en diensten waarvoor om bescherming werd verzocht, heeft het Gerecht ook zijn beslissing niet met redenen omkleed en artikel 75 van verordening nr. 207/2009 geschonden.

Bovendien is de bestreden beslissing van het Gerecht gebaseerd op een verdraaiing van feiten, aangezien het Gerecht de absolute weigeringsgronden niet heeft onderzocht met betrekking tot de goederen en diensten waarvoor om bescherming werd verzocht, maar wel met betrekking tot een vermeende specificatie die is gebaseerd op een uitlegging, of beter gezegd een valse uitlegging, van de werkelijke specificatie van de goederen en diensten.

Indien het Gerecht de fundamentele rechtsbeginselen in acht had genomen, waaronder de verplichting om beslissingen met redenen te omkleden, had het het beroep dat bij hem was ingesteld op grond van de hieronder uiteengezette overwegingen toegewezen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van ernstige onjuiste rechtsopvattingen. Bijgevolg zal rekwirante uiteenzetten waarom het Gerecht, gelet op de voor de kamer van beroep aangevoerde feiten, had moeten oordelen dat de voor hem aangevoerde middelen gegrond waren wegens schending van erkende beginselen van behoorlijke procesvoering en in het licht van de relevante bepalingen van verordening nr. 207/2009.

____________

1     Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB 2009, L 78, blz. 1).