Language of document : ECLI:EU:T:2012:323

Zaak T‑167/08

Microsoft Corp.

tegen

Europese Commissie

„Mededinging — Misbruik van machtspositie — Besturingssystemen voor client-pc’s — Besturingssystemen voor werkgroepservers — Weigering van onderneming met machtspositie om informatie inzake compatibiliteit te verstrekken en gebruik van die informatie toe te staan — Nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit beschikking houdende vaststelling van inbreuk en oplegging van gedragsmaatregelen — Dwangsom”

Samenvatting van het arrest

1.      Recht van Europese Unie — Algemene rechtsbeginselen — Rechtszekerheid — Legaliteit van sancties — Draagwijdte

2.      Mededinging — Inbreuk op regels van Verdrag — Geldboete — Dwangsom — Afschrikkende werking van geldboete en van dwangsom ter voorkoming van herhaling of voortzetting van inbreuk — Gemeenschappelijke kenmerken en doelstellingen — Verschil in mate van precisering van aanwijzingen die aan ondernemingen worden gegeven om mededingingsregels in acht te nemen — Geen

(Art. 101 VWEU en 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23 en 24, lid 2)

3.      Mededinging — Administratieve procedure — Beëindiging van inbreuken — Bevoegdheid van Commissie — Bevelen aan ondernemingen — Grenzen

(Art. 101 VWEU en 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 7, lid 1)

4.      Handelingen van de instellingen — Motivering — Verplichting — Omvang — Beschikking waarbij onderneming dwangsom wordt opgelegd

(Art. 253 EG)

5.      Mededinging — Machtspositie — Misbruik — Weigering om licentie te verlenen voor gebruik van door intellectuele-eigendomsrecht gedekt product — Nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit beschikking waarbij inbreuk wordt vastgesteld en gedragsmaatregelen worden opgelegd — Verplichting om dat gebruik tegen redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toe te staan — Redelijkheid van gevorderde vergoeding — Beoordelingscriteria

(Art. 102 VWEU)

6.      Mededinging — Administratieve procedure — Mededeling van punten van bezwaar — Vereiste inhoud — Eerbiediging van rechten van verdediging — Draagwijdte

7.      Mededinging — Administratieve procedure — Mededeling van punten van bezwaar — Voorlopig karakter — Laten vallen van ongegrond gebleken punten van bezwaar — Verplichting van Commissie om belanghebbenden daarvan in kennis te stellen bij wege van aanvulling op mededeling van punten van bezwaar — Daarvan uitgesloten

8.      Mededinging — Dwangsom — Bedrag — Rechterlijke toetsing — Informatie die door rechter van Unie in aanmerking kan worden genomen — Informatie die niet voorkomt in beschikking waarbij dwangsom wordt opgelegd, en die niet is vereist voor motivering daarvan — Daaronder begrepen

(Art. 229 EG en 253 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 31)

9.      Mededinging — Dwangsom — Bedrag — Rechterlijke toetsing — Informatie die door rechter van Unie in aanmerking kan worden genomen — Toestemming van Commissie om gedurende bepaalde periode gedragslijn te volgen die nadelige gevolgen kan hebben voor mededinging — Daaronder begrepen

(Art. 229 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 31)

1.      Het gebruik van onbepaalde juridische begrippen voor het formuleren van regels waarvan de overtreding de civielrechtelijke, bestuursrechtelijke of zelfs strafrechtelijke aansprakelijkheid van de overtreder meebrengt, heeft niet tot gevolg dat de in de wet bepaalde corrigerende maatregelen niet kunnen worden opgelegd, op voorwaarde dat de justitiabele uit de bewoordingen van de relevante bepaling, zo nodig met behulp van de door de rechterlijke instanties daaraan gegeven interpretatie, kan opmaken voor welk handelen of nalaten hij aansprakelijk kan worden gesteld.

(cf. punt 84)

2.      Zowel een krachtens artikel 23 van verordening nr. 1/2003 opgelegde geldboete als een definitieve dwangsom die krachtens artikel 24, lid 2, van die verordening wordt opgelegd, is het gevolg van, respectievelijk, een inbreuk op de artikelen 101 VWEU of 102 VWEU en een beschikking waarbij wordt gelast de betrokken inbreuk te beëindigen en waarbij in voorkomend geval gedragsmaatregelen worden opgelegd. Bovendien hebben zowel de geldboete als de dwangsom betrekking op het gedrag van de onderneming in het verleden en moeten zij afschrikkende werking hebben om herhaling of voortzetting van de inbreuk te voorkomen. Gelet op deze gemeenschappelijke kenmerken en doelstellingen is er geen reden voor een onderscheid in de precisie van wat een onderneming moet doen of nalaten om de mededingingsregels in acht te nemen, alvorens jegens haar een beschikking houdende oplegging van een geldboete of een beschikking houdende oplegging van een definitieve dwangsom kan worden genomen.

(cf. punt 94)

3.      De Commissie is weliswaar bevoegd, een inbreuk op de artikelen 101 VWEU of 102 VWEU vast te stellen en de betrokken partijen te gelasten hieraan een einde te maken, maar het is niet haar taak, de partijen haar keuze uit de verschillende mogelijke handelwijzen die in overeenstemming zijn met het Verdrag of met een beschikking houdende vaststelling van gedragsmaatregelen, op te leggen. Hieruit volgt dat, indien de onderneming een van deze mogelijke handelwijzen heeft gekozen, het voor de Commissie niet mogelijk is, een inbreuk vast te stellen of een dwangsom op te leggen op grond dat zij de voorkeur gaf aan een andere mogelijkheid.

(cf. punt 95)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 99‑100)

5.      Het onderscheid tussen de strategische waarde en de intrinsieke waarde van de technologieën die het voorwerp zijn van een beschikking waarbij een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld en gedragsmaatregelen worden opgelegd, is een fundamentele premisse voor de beoordeling van de redelijkheid van elke vergoeding die door een onderneming met een machtspositie in de sector besturingssystemen voor client-pc’s en werkgroepservers wordt gevraagd om toegang te geven tot de informatie inzake de compatibiliteit en om toestemming tot gebruik van die informatie te geven. De intrinsieke waarde van die informatie is het innoverende karakter ervan. Dat deze technologieën volgens het door de onderneming met een machtspositie gevoerde beleid een zakengeheim vormen, wijst daarentegen niet op een andere waarde dan de strategische waarde, te weten de waarde die louter voortvloeit uit de mogelijkheid om compatibel te zijn met de besturingssystemen van deze onderneming. Bij ontbreken van innoverend karakter vertegenwoordigt het geheime karakter van de informatie op zichzelf voor een licentienemer geen andere waarde dan de strategische waarde.

In het kader van een verplichting tot bevoorrading tegen redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die elke vergoeding uit hoofde van de strategische waarde uitsluiten, heeft de Commissie het recht om het innoverende karakter van deze technologieën te beoordelen aan de hand van de bestanddelen ervan, namelijk de hoedanigheden nieuw en niet voor de hand liggend, waarbij deze laatste hoedanigheid onder het begrip uitvinderswerkzaamheid valt. De beoordeling van het innoverende karakter van de technologieën tegen de achtergrond van de begrippen nieuwheid en uitvinderswerkzaamheid doet geen afbreuk aan de waarde van de intellectuele-eigendomsrechten, de zakengeheimen of andere vertrouwelijke informatie in het algemeen, en stelt a fortiori een innoverend karakter ook niet als voorwaarde om aan te nemen dat een product of een informatie onder een dergelijk recht valt of in het algemeen een zakengeheim vormt.

(cf. punten 138, 142‑144, 149‑150)

6.      In het kader van de toepassing van de mededingingsregels moeten de punten van bezwaar in de mededeling van de punten van bezwaar, zij het bondig, worden gesteld in bewoordingen die voor de betrokkenen voldoende duidelijk zijn om daadwerkelijk te weten, welke gedragingen de Commissie hun verwijt. Alleen dan kan de mededeling van de punten van bezwaar immers de haar door de gemeenschapsverordeningen toegedachte functie vervullen, te weten de ondernemingen alle informatie verschaffen die deze nodig hebben om zich nuttig te verdedigen alvorens de Commissie een definitieve beschikking geeft. Aan dit vereiste is voldaan wanneer in de beschikking aan de betrokkenen geen andere dan de in de mededeling van de punten van bezwaar genoemde inbreuken ten laste worden gelegd, en daarin slechts wordt uitgegaan van feiten waarover de betrokkenen zich hebben kunnen uitspreken. Bovendien is de mededeling van de punten van bezwaar een voorbereidende procedurehandeling ten opzichte van de beschikking, die de afsluiting van de administratieve procedure vormt. Bijgevolg kan de Commissie, totdat een eindbeschikking is gegeven, onder meer gelet op de schriftelijke of mondelinge opmerkingen van partijen, sommige of zelfs alle aanvankelijk tegen hen ingebrachte bezwaren laten vallen en daarmee haar standpunt in hun voordeel wijzigen, ofwel, omgekeerd, besluiten nieuwe bezwaren te formuleren, mits zij de betrokken ondernemingen de mogelijkheid biedt hun opmerkingen daarover kenbaar te maken.

Wat de uitoefening van de rechten van verdediging ter zake van het opleggen van geldboeten betreft, voldoet de Commissie aan haar verplichting tot eerbiediging van het recht van de ondernemingen om te worden gehoord, wanneer zij in haar mededeling van de punten van bezwaar uitdrukkelijk verklaart dat zij zal onderzoeken of aan de betrokken ondernemingen geldboeten dienen te worden opgelegd, en zij de voornaamste gegevens, feitelijk en rechtens, vermeldt op grond waarvan een boete kan worden opgelegd, zoals de zwaarte en de duur van de gestelde inbreuk en de omstandigheid dat deze „opzettelijk of uit onachtzaamheid” is begaan. Daardoor verstrekt de Commissie deze ondernemingen de nodige gegevens om zich niet alleen tegen de vaststelling van een inbreuk, maar ook tegen de oplegging van een geldboete te verdedigen.

Ten slotte mag de Commissie, wanneer zij in de mededeling van de punten van bezwaar of in enig ander later document dat tot doel heeft de verdachte ondernemingen de mogelijkheid te geven daadwerkelijk kennis te nemen van de gedragingen die hun ten laste worden gelegd, aangeeft dat de inbreuk nog niet is beëindigd, voor de berekening van het bedrag van de geldboete rekening houden met de tijd die is verstreken tussen de mededeling van de punten van bezwaar en de vaststelling van de beschikking waarbij de administratieve procedure wordt afgesloten, mits zij slechts feiten in aanmerking neemt waarover de betrokkenen hun standpunt hebben kunnen uiteenzetten.

Hieruit volgt dat, gelet op de gemeenschappelijke kenmerken en doelstellingen van de geldboeten en de dwangsommen, bovengenoemde overwegingen ten volle gelden in de context van de krachtens artikel 24 van verordening nr. 1/2003 opgelegde dwangsommen.

(cf. punten 182‑187)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 184, 191)

8.      Wat de methode voor de berekening van de dwangsom betreft, kan de uitoefening van de volledige rechtsmacht die artikel 229 EG en artikel 31 van verordening nr. 1/2003 aan de rechter van de Unie toekent, een rechtvaardigingsgrond vormen voor de overlegging en inaanmerkingneming van aanvullende gegevens die als zodanig niet in de beschikking hoeven te worden vermeld op grond van de motiveringsplicht van artikel 253 EG.

(cf. punten 217, 222)

9.      Wanneer de Commissie, gelet op een litispendentie en rekening houdend met de aard van de verplichtingen die zijn opgelegd bij een beschikking waarbij een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld en gedragsmaatregelen worden opgelegd, en met de gevolgen van een eventuele nietigverklaring, de betrokken onderneming heeft toegestaan om gedurende een bepaalde periode een gedragslijn te volgen die de voor de mededinging nadelige gevolgen kan hebben welke die beschikking beoogt weg te nemen, kan de rechter van de Unie deze omstandigheid bij de vaststelling van het bedrag van de dwangsom in aanmerking nemen in het kader van de uitoefening van de volledige rechtsmacht die hem door artikel 31 van verordening nr. 1/2003 is toegekend.

(cf. punt 226)