Language of document :

Beroep ingesteld op 12 maart 2015 – Europese Commissie / Portugese Republiek

(Zaak C-126/15)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Braga da Cruz en F. Tomat, gemachtigden)

Verwerende partij: Portugese Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Portugese Republiek inbreuk heeft gemaakt op de artikelen 7 en 9, eerste alinea, en 39, lid 3, van richtlijn 2008/118/EG houdende een algemene regeling inzake accijns1 en op het evenredigheidsbeginsel door een verbod op te leggen om pakjes sigaretten die die reeds in een bepaald jaar zijn belast en tot verbruik zijn uitgeslagen, in de handel te brengen en aan het publiek te verkopen na het verstrijken van de uiterst korte periode die is vastgesteld in artikel 27 van besluit nr. 1295/2007 van het Ministerie van Financiën en Openbaar Bestuur;

de Portugese Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Artikelen 7 en 9 van richtlijn 2008/118/EG en het evenredigheidsbeginsel

Uit artikel 7 van richtlijn 2008/118/EG (hierna: „richtlijn”) blijkt dat de accijns op tabaksproducten verschuldigd wordt op het tijdstip waarop deze tot verbruik worden uitgeslagen, tegen het op dat ogenblik geldende tarief. Artikel 9 van de richtlijn bepaalt dat de voorwaarden voor de verschuldigdheid van de accijns en het toe te passen tarief die zijn welke van kracht zijn op het tijdstip waarop deze accijns verschuldigd wordt. De fiscale wetgeving van de Unie bevat geen bepalingen die de lidstaten de mogelijkheid bieden om de betrokken producten, zodra zij tot gebruik zijn uitgeslagen, rekening houdend met het tijdstip waarop dit is gebeurd, aan een aanvullende accijns te onderwerpen of de distributie ervan om fiscale redenen te beperken.

In Portugal kunnen pakjes sigaretten waarop het fiscale bandje voor een bepaald belastingjaar is aangebracht, volgens besluit nr. 1295/2007 van het Ministerie van Financiën en Openbaar Bestuur (hierna: „besluit”) slechts in de handel worden gebracht en worden verkocht tot het einde van de derde maand van het jaar dat volgt op het jaar dat op het aangebrachte bandje is vermeld, dat wil zeggen het jaar waarop de pakjes tot verbruik zijn uitgeslagen. Bij wijze van overgangsmaatregel is de verkooptermijn bij het besluit vastgesteld op eind mei 2008 voor pakjes sigaretten waarop een bandje van 2007 is aangebracht en op eind april 2009 voor producten waarop een bandje van 2008 is aangebracht.

De Commissie leidt hieruit af dat de Portugese wettelijke regeling inbreuk maakt op de artikelen 7 en 9, eerste alinea, van de richtlijn, zonder evenwel de mogelijkheid uit te sluiten dat deze wettelijke regeling gerechtvaardigd is door redenen van algemeen belang.

De Commissie is echter van mening dat de redenen die Portugal tijdens de precontentieuze fase heeft aangevoerd om deze wettelijke regeling te rechtvaardigen (voorkomen van fiscale fraude en ontduiking, bescherming van de volksgezondheid, bestrijding van illegale handel in tabak en veiligstellen van de fiscale inkomsten) niet kunnen worden aanvaard, omdat het evenredigheidsbeginsel is geschonden.

Artikel 39, lid 3, van richtlijn 2008/118/EG en het evenredigheidsbeginsel

Artikel 39, lid 3, van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten ervoor zorgen dat de fiscale merktekens geen belemmeringen voor het vrije verkeer van accijnsgoederen doen ontstaan. Het door het besluit opgelegde verbod doet dergelijke belemmeringen ontstaan, voor zover hierin wordt bepaald dat pakjes sigaretten waarop het fiscale bandje voor een bepaald belastingjaar is aangebracht, slechts in de handel mogen worden gebracht en mogen worden verkocht tot het einde van de derde maand van het jaar dat volgt op het jaar dat op het aangebrachte bandje is vermeld. De vrees van de invoerders dat zij hun voorraden die niet kunnen worden verkocht indien de accijnsvoet wordt gewijzigd, niet meer zullen kunnen afzetten, kan hen ervan weerhouden normale aankopen te verrichten, met name vanuit andere lidstaten, en kan aldus de handel negatief beïnvloeden op een wijze die verder gaat dan nodig is om bijvoorbeeld tegen te gaan dat vóór de verhoging van het accijnsrecht buitensporige hoeveelheden tot verbruik worden uitgeslagen.

Volgens de Commissie doet het uit het besluit voortvloeiende verbod om de betrokken producten in de handel te brengen en te verkopen dus belemmeringen voor het vrije goederenverkeer in de zin van artikel 39, lid 3, van de richtlijn ontstaan en gaat dit verbod verder dan nodig is om fraude, ontduiking of misbruik te voorkomen. Het is dus eveneens in strijd met artikel 39, lid 3, van de richtlijn en het evenredigheidsbeginsel.

____________

____________

1 Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG (PB L 9, blz. 12).