Language of document : ECLI:EU:C:2011:100

Zaak C‑236/09

Belgische Verbruikersunie Test-Aankoop VZW e.a.

tegen

Ministerraad

(verzoek van het Grondwettelijk Hof om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Grondrechten – Discriminatiebestrijding – Gelijke behandeling van vrouwen en mannen – Toegang tot en aanbod van goederen en diensten – Verzekeringspremies en -uitkeringen – Actuariële factoren – Inaanmerkingneming van sekse als factor bij beoordeling van te verzekeren risico – Particuliere levensverzekeringsovereenkomsten – Richtlijn 2004/113/EG – Artikel 5, lid 2 – Uitzondering zonder beperking in tijd – Handvest van grondrechten van Europese Unie – Artikelen 21 en 23 – Ongeldigheid”

Samenvatting van het arrest

Recht van Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij toegang tot en aanbod van goederen en diensten – Richtlijn 2004/113 – Actuariële factoren

(Richtlijn 2004/113 van de Raad, art. 5, lid 2)

Artikel 5, lid 2, van richtlijn 2004/113 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, is met ingang van 21 december 2012 ongeldig.

Vaststaat dat richtlijn 2004/113, zoals uit artikel 5, lid 1, blijkt, de toepassing van sekseneutrale premies en ‑uitkeringen in de sector van de verzekeringsdiensten tot doel heeft. In punt 18 van de considerans van deze richtlijn wordt uitdrukkelijk verklaard dat, om de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te waarborgen het gebruik van seksegerelateerde actuariële factoren niet mag resulteren in verschillen tussen de premies en uitkeringen van verzekerden. Volgens punt 19 van de considerans van deze richtlijn is de aan de lidstaten verleende mogelijkheid om de regel van de sekseneutrale premies en ‑uitkeringen niet toe te passen een „uitzondering”. Richtlijn 2004/113 gaat voor de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen in de zin van de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dus uit van de vergelijkbaarheid van de respectieve situaties van vrouwen en mannen ten aanzien van de premies en uitkeringen van door hen aangegane verzekeringen.

Artikel 5, lid 2, van richtlijn 2004/113, dat de betrokken lidstaten toestaat een uitzondering op de regel van sekseneutrale premies en ‑uitkeringen zonder beperking in de tijd te handhaven, gaat in tegen de verwezenlijking van het door deze richtlijn nagestreefde doel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen en onverenigbaar met de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Bijgevolg moet deze bepaling ongeldig worden geacht vanaf het verstrijken van een passende overgangsperiode.

(cf. punten 30, 32‑34 en dictum)