Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 2 maart 2011 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 16 december 2010 in zaak T-19/07, Systran en Systran Luxembourg / Commissie

(Zaak C-103/11 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. van Rijn, E. Montaguti en J. Samnadda, gemachtigden, bijgestaan door A. Berenboom en M. Isgour, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Systran SA en Systran Luxembourg SA

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

het arrest van 16 december 2010 in de zaak T-19/07, Systran en Systran Luxembourg/Commissie, vernietigen, voor zover het tegen de Commissie ingestelde beroep tot schadevergoeding gedeeltelijk wordt toegewezen, de zaak zelf afdoen en het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren;

Systran SA en Systran Luxembourg verwijzen in hun eigen kosten en in die van de Commissie;

subsidiair, het arrest van 16 december 2010 in de zaak T-19/07, Systran en Systran Luxembourg/Commissie, vernietigen en de zaak naar het Gerecht verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert de Commissie acht middelen aan. Zij stelt dat het arrest op een aantal vergissingen berust die de nietigverklaring ervan rechtvaardigen. De middelen hebben betrekking op de bevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van de zaak, op de inachtneming van de procedure door het Gerecht en op de vervulling van de drie voorwaarden waaraan volgens vaste rechtspraak moet zijn voldaan om de Gemeenschap niet-contractueel aansprakelijk te kunnen stellen: het bestaan van een fout, van schade en van een causaal verband tussen de fout en de schade.

Met haar eerste middel stelt de Commissie dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door aan te nemen dat het gaat om een niet-contractueel geding en zich aldus bevoegd te verklaren om kennis te nemen van dit geding.

Met haar tweede middel stelt de Commissie dat het Gerecht de rechten van verdediging van de Commissie heeft geschonden en de regels inzake de bewijsvoering heeft geschonden.

Met haar derde middel stelt zij dat de auteursrechtelijke regels inzake de rechthebbenden onjuist zijn toegepast.

Met haar vierde middel stelt de Commissie dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een auteursrechtelijke inbreuk en of misbruik is gemaakt van de knowhow van Systran.

Met haar vijfde middel stelt zij dat het Gerecht een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt en aldus de beginselen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie heeft geschonden, door ervan uit te gaan dat de onrechtmatige handeling van de Commissie een voldoende gekwalificeerde schending vormt.

Met haar zesde middel stelt verzoekster dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de uitzondering van artikel 5 van richtlijn 91/250/EEG, en zijn motiveringsplicht niet is nagekomen met betrekking tot artikel 6 van deze richtlijn.

Met haar zevende middel verwijt de Commissie het Gerecht dat het enerzijds kennelijk onjuiste feitelijke vaststellingen heeft verricht, bewijzen onjuist heeft opgevat en kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt, en anderzijds zijn motiveringsplicht met betrekking tot het bestaan van een causaal verband niet is nagekomen.

Met haar achtste middel, ten slotte, stelt zij dat het Gerecht kennelijk onjuiste feitelijke vaststellingen heeft verricht, bewijzen onjuist heeft opgevat en kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt, voor zover het Systran een schadevergoeding van 12 001 000 EUR heeft toegekend, en dat het zijn motiveringsplicht met betrekking tot de berekening van de schade niet is nagekomen.

____________