Language of document :

Beroep ingesteld op 9 november 2010 - Inuit Tapiriit Kanatami e.a. / Commissie

(Zaak T-526/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Inuit Tapiriit Kanatami (Ottawa, Canada), Nativak Hunters and Trappers Association (Qikiqtarjuaq, Canada), Pangnirtung Hunters' and Trappers' Association (Pangnirtung, Canada), Jaypootie Moesesie (Qikiqtarjuaq, Canada), Allen Kooneeliusie (Qikiqtarjuaq, Canada), Toomasie Newkingnak (Qikiqtarjuaq, Canada), David Kuptana (Ulukhaktok, Canada), Karliin Aariak (Iqaluit, Canada), Canadian Seal Marketing Group (Quebec QC, Canada), Ta Ma Su Seal Products Inc. (Cap-aux-Meules, Canada), Fur Institute of Canada (Ottawa, Canada), NuTan Furs Inc. (Catalina, Canada), GC Rieber Skinn AS (Bergen, Noorwegen), Inuit Circumpolar Conference Greeneland (ICC) (Nuuk, Groenland), Johannes Egede (Nuuk, Groenland), Kalaallit Nunaanni Aalisartut Piniartullu Kattuffiat (KNAPK) (Nuuk, Groenland), William E. Scott & Son (Edinburgh, Verenigd Koninkrijk), Association des chasseurs de phoques des Îles-de-la-Madeleine (Cap-aux-Meules, Canada), Hatem Yavuz Deri Sanayi iç Ve Diş Ticaret Limited Şirketi (Istanbul, Turkije), Northeast Coast Sealers' Co-Operative Society Limited (Fleur de Lys, Canada) (vertegenwoordigers: J. Bouckaert en H. Viaene, lawyers)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

verordening nr. 737/2010 krachtens artikel 263 VWEU nietig verklaren;

verordening nr. 1007/2009 krachtens artikel 277 VWEU niet-toepasselijk verklaren;

het Europees Parlement en de Europese Raad verwijzen in de kosten van verzoekers;

het Europees Parlement en de Europese Raad verwijzen in hun eigen kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers vorderen de nietigverklaring van verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie van 10 augustus 20101, die gedetailleerde bepalingen bevat tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handel in zeehondenproducten2. De nietigverklaring van verordening nr. 1007/2009, die beperkingen stelt aan de verhandeling van zeehondenproducten in de Europese Unie, wordt door verzoekers gevorderd in zaak T-18/10.

Verzoekers voeren twee middelen aan.

In de eerste plaats betogen verzoekers dat de basisverordening waartegen zij een exceptie van onwettigheid op grond van artikel 277 VWEU inroepen, de rechtsgrondslag voor de uitvoeringsverordening is. In dit verband herhalen verzoekers de argumenten die zij hebben aangevoerd ter onderbouwing van hun vorderingen in zaak T-18/10.3

In de tweede plaats, subsidiair, betogen verzoekers dat de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting van het recht bij de vaststelling van de uitvoeringsverordening, aangezien zij misbruik heeft gemaakt van de haar bij de basisverordening verleende bevoegdheden. De Commissie heeft haar bevoegdheid gebruikt met een ander doel dan dat waarvoor die was verleend en bij de vaststelling van de uitvoeringsverordening beoogde de Commissie in werkelijkheid de verhandeling van zeehondenproducten in de Unie te beletten.

____________

1 - PB L 216, blz. 1.

2 - PB 2009 L 286, blz. 36.

3 - PB 2010 C 100, blz. 41.