Language of document : ECLI:EU:C:2014:2141

ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

4 september 2014 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikelen 2, 5 en 7 – Recht op compensatie bij langdurige vluchtvertraging – Vertragingsduur – Begrip ‚aankomsttijd’”

In zaak C‑452/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landesgericht Salzburg (Oostenrijk) bij beslissing van 31 juli 2013, ingekomen bij het Hof op 12 augustus 2013, in de procedure

Germanwings GmbH

tegen

Ronny Henning,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: M. Safjan, kamerpresident, J. Malenovský (rapporteur) en A. Prechal, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: K. Malacek, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 7 mei 2014,

gelet op de opmerkingen van:

–        R. Henning, vertegenwoordigd door A. Skribe, Rechtsanwalt,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en J. Kemper als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door W. Mölls en N. Yerrell als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van het begrip „aankomsttijd” in de zin van de artikelen 2, 5 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen R. Henning en Germanwings GmbH (hierna: „Germanwings”), over de door deze luchtvaartmaatschappij geweigerde compensatie voor de vertraging waarbij zijn vlucht op de luchthaven Keulen/Bonn zou zijn aangekomen.

 Toepasselijke bepalingen

3        In artikel 2 van verordening nr. 261/2004, met als opschrift „Definities”, wordt bepaald:

„In deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

h)      ‚eindbestemming’: de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht; indien de geplande aankomsttijd is gerespecteerd, wordt er geen rekening gehouden met haalbare alternatieve aansluitende vluchten.”

4        Artikel 5 van de verordening, „Annulering”, luidt:

„1.      In geval van annulering van een vlucht:

[...]

c)      hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij:

[...]

iii)      de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt. 

[...]

3.      Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

[...]”

5        Artikel 6 van verordening nr. 261/2004, met als opschrift „Vertraging”, luidt:

„1.      Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs kan verwachten dat een vlucht een vertraging tot na de geplande vertrektijd oploopt, en wel

a)      van twee uur of meer voor alle vluchten van 1 500 km of minder,

b)      van drie uur of meer voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1 500 km en voor alle andere vluchten tussen 1 500 en 3 500 km, of

c)      van vier uur of meer voor alle vluchten die niet onder a of b vallen,

wordt de passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, bijstand geboden als bedoeld in

i)      artikel 9, lid 1, sub a, en artikel 9, lid 2, en 

ii)      artikel 9, lid 1, sub b, en artikel 9, lid 1, sub c, ingeval de vertrektijd, naar redelijkerwijs wordt verwacht, ten vroegste daags na de geplande vertrektijd is, en

iii)      artikel 8, lid 1, sub a, in geval van een vertraging van ten minste vijf uur.

2.      In ieder geval volgt de aanbieding van de bijstand binnen de in dit artikel voor iedere vluchtafstand bepaalde tijdspanne.”

6        Artikel 7 van de verordening nr. 261/2004, met als opschrift „Recht op compensatie”, bepaalt:

„1.      Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:

a)      250 EUR voor alle vluchten tot en met 1 500 km;

[...]

2.      Indien de passagiers een andere vlucht naar hun eindbestemming wordt aangeboden overeenkomstig artikel 8, en de aankomsttijd niet meer dan hieronder vermeld afwijkt van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht:

a)      twee uur voor alle vluchten van 1 500 km of minder, of [...]

[...]

kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de compensatiebedragen vermeld in lid 1 met 50 % verlagen.

[...]

4.      De in de leden 1 en 2 vermelde afstanden worden gemeten volgens de groot-cirkelmethode (ortodromische lijn).”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

7        Henning kocht bij Germanwings een vliegtuigticket van Salzburg naar Keulen/Bonn, met vertrek vanuit de luchthaven van Salzburg op 11 mei 2012 om 13.30 uur en aankomst op de luchthaven van Keulen/Bonn dezelfde dag om 14.40 uur. De vliegafstand tussen deze twee luchthavens, gemeten volgens de groot-cirkelmethode (ortodromische lijn), bedraagt minder dan 1 500 km.

8        Hennings vliegtuig vertrok op 11 mei 2012 met vertraging van de luchthaven van Salzburg. De wielen van het vliegtuig raakten bij aankomst het asfalt van de landingsbaan van de luchthaven Keulen/Bonn om 17.38 uur. Het vliegtuig bereikte zijn aankomststandplaats evenwel eerst om 17.43 uur, dat wil zeggen 3.03 uur later dan de geplande aankomsttijd. Kort daarna openden de vliegtuigdeuren.

9        Volgens Henning is de eindbestemming met meer dan 3 uur vertraging ten opzichte van de geplande aankomsttijd bereikt. Zijns inziens heeft hij dus recht op 250 EUR compensatie op basis van de artikelen 5 tot en met 7 van verordening nr. 261/2004. Volgens Germanwings is geen compensatie verschuldigd aangezien de vertraging slechts 2.58 uur ten opzichte van de geplande aankomsttijd bedroeg, daar de daadwerkelijke aankomsttijd het tijdstip is waarop de wielen van het vliegtuig het asfalt van de luchthaven Keulen/Bonn hebben geraakt.

10      Volgens de verwijzende rechter was het tijdstip van de opening van de eerste vliegtuigdeur voor uitstappen van de passagiers de in aanmerking te nemen daadwerkelijke aankomsttijd. Bijgevolg heeft deze rechter Germanwings veroordeeld tot betaling van 250 EUR compensatie aan Henning. Deze luchtvaartmaatschappij heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter.

11      Daarop heeft het Landesgericht Salzburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„Welk tijdstip is voor het in de artikelen 2, 5 en 7 van verordening [nr. 261/2004] gebruikte begrip ‚aankomsttijd’ relevant:

a)      het tijdstip waarop de wielen van het vliegtuig de landingsbaan raken (‚touchdown’)?

b)      het tijdstip waarop het vliegtuig de aankomststandplaats heeft bereikt en de remmen zijn aangetrokken respectievelijk blokken tegen de wielen zijn gelegd (‚inblocktijd’)?

c)      het tijdstip waarop de vliegtuigdeur opent?

d)      een door partijen op basis van de wilsautonomie vastgesteld tijdstip?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

12      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 2, 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 hetzij aldus moeten worden uitgelegd dat het begrip „aankomsttijd”, dat is gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, duidt op het tijdstip waarop de vliegtuigwielen de landingsbaan van de luchthaven van bestemming raken, hetzij aldus dat dit begrip duidt op het tijdstip waarop het vliegtuig zijn aankomststandplaats bereikt en de remmen zijn aangetrokken of blokken tegen de wielen zijn gelegd, hetzij aldus dat dit begrip duidt op het tijdstip van opening van de vliegtuigdeur, hetzij aldus dat dit begrip duidt op het in gemeen overleg door partijen bepaalde tijdstip.

13      Om te beginnen beschouwt deze verordening twee verschillende situaties van vluchtvertraging.

14      Enerzijds verwijst verordening nr. 261/2004 in sommige gevallen, zoals de vluchtvertraging als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, enkel naar de vertraging van een vlucht ten opzichte van de geplande vertrektijd.

15      Anderzijds verwijst deze verordening in andere gevallen als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 ervan naar de bij aankomst vastgestelde vertraging van een vlucht. Blijkens deze artikelen dient de omvang van een dergelijke vertraging te worden vastgesteld door de geplande aankomsttijd van het vliegtuig te vergelijken met het tijdstip waarop het zijn bestemming daadwerkelijk bereikt.

16      Deze verordening definieert evenwel niet de daadwerkelijke aankomsttijd. Met het oog op de eenvormige toepassing van het Unierecht en het beginsel van gelijke behandeling moeten de bewoordingen van een Unierechtelijke bepaling die voor de vaststelling van de inhoud en strekking ervan niet uitdrukkelijk verwijst naar het recht van de lidstaten, in de gehele Europese Unie autonoom worden uitgelegd (zie in die zin arrest Ekro, 327/82, EU:C:1984:11, punt 11).

17      De uitlegging van het begrip „daadwerkelijke aankomsttijd” moet dus strekken tot uniforme toepassing ervan in de Unie.

18      Derhalve vervalt meteen een van de door de verwijzende rechter beschouwde mogelijkheden, namelijk de contractuele vaststelling van dit begrip door belanghebbenden, daar verordening nr. 261/2004 geen aanwijzing in die zin geeft.

19      Vervolgens heeft het Hof reeds geoordeeld dat luchtreizigers die een langdurige vertraging, namelijk van drie uur of meer, lijden net als passagiers van wie de oorspronkelijke vlucht is geannuleerd en aan wie de luchtvaartmaatschappij geen andere vlucht kan aanbieden onder de in artikel 5, lid 1, sub c‑iii, van verordening nr. 261/2004 gestelde voorwaarden, beschikken over een recht op compensatie op basis van artikel 7 van deze verordening, aangezien ook zij een onomkeerbaar tijdverlies lijden (zie in die zin arrest Folkerts, C‑11/11, EU:C:2013:106, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

20      Tijdens de vlucht verblijven de passagiers namelijk onder aanwijzingen en controle van de luchtvaartmaatschappij in een gesloten ruimte, waar hun mogelijkheden tot communicatie met de buitenwereld om technische en veiligheidsredenen aanzienlijk zijn beperkt. Zij kunnen zich derhalve niet verder bezighouden met hun persoonlijk, familiaal, sociaal of beroepsleven. Zij kunnen hun gewone activiteiten eerst bij beëindiging van de vlucht opnieuw opnemen.

21      Die beperkingen zijn weliswaar als onvermijdelijk te beschouwen zolang de vlucht niet de geplande tijdsduur overschrijdt, maar bij vertraging liggen de zaken anders, want de tijd die in de in het vorige punt beschreven omstandigheden na de geplande tijdsduur van de vlucht wordt doorgebracht, is „verloren tijd”, mede doordat de betrokken passagiers deze tijd niet kunnen gebruiken voor het doel waartoe zij zich te gepasten tijde naar de bestemming van hun keuze begaven.

22      Het begrip „daadwerkelijke aankomsttijd” moet in de context van verordening nr. 261/2004 dus worden opgevat als het tijdstip waarop de in punt 20 van het onderhavige arrest beschreven situatie eindigt.

23      Dienaangaande wijzigt de situatie van luchtreizigers in beginsel niet wezenlijk wanneer de vliegtuigwielen de landingsbaan van de luchthaven van bestemming raken of wanneer het vliegtuig zijn aankomststandplaats bereikt en de remmen zijn aangetrokken dan wel blokken tegen de wielen zijn gelegd; de passagiers blijven namelijk in de ruimte waarin zij zich bevinden verschillende beperkingen ondergaan.

24      Eerst wanneer de passagiers het toestel mogen verlaten en daartoe de opening van de vliegtuigdeuren wordt bevolen, kunnen de passagiers hun gewone activiteiten in beginsel zonder deze beperkingen voortzetten.

25      Uit het vooroverwogene volgt dat de artikelen 2, 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat het begrip „aankomsttijd”, dat is gebruikt tot bepaling van de omvang van de door luchtreizigers geleden vertraging, overeenkomt met het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur opent met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel mogen verlaten.

26      Dat verschillende Europese regelingen en bepaalde documenten van de International Air Transport Association (IATA) verwijzen naar het begrip „daadwerkelijke aankomsttijd” als het tijdstip waarop een vliegtuig zijn parkeerplaats bereikt, laat die conclusie onverlet. Deze regelingen en documenten streven namelijk andere doelstellingen van luchtvaartvoorschriften en met name de toewijzing van slottijden na dan verordening nr. 261/2004. Bijgevolg kunnen de daarin gegeven definities niet als relevant worden beschouwd voor de uitlegging van de overeenkomstige begrippen in de context van verordening nr. 261/2004, die uitsluitend strekt tot toekenning van minimumrechten aan luchtreizigers die bij instapweigering, annulering of vertraging van hun vlucht tegen hun wil bepaalde beperkingen ondergaan.

27      Mitsdien dient op de vraag te worden geantwoord dat de artikelen 2, 5 en 7 van verordening nr. 261/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat het begrip „aankomsttijd”, dat is gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, duidt op het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel mogen verlaten.

 Kosten

28      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

De artikelen 2, 5 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 moeten aldus worden uitgelegd dat het begrip „aankomsttijd”, dat is gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, duidt op het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel mogen verlaten.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.